zondag 27 november 2011

Column: De Plaatsvervanger

Tobias stal ons hart. Een jaar of drie terug zocht hij ons uit, toen wij zijn asiel bezochten. Onze Tobias was grappig en lief. Een knuffelbeest en een babbelaar. Ons Toobje bleek een hartenbreker... En mijn hart brak, in april dit jaar.

Begin maart bezochten wij met Tobias de dierenarts; hij viel zoveel af. “Kerngezond!” zei deze, refererend aan het zojuist afgenomen bloedonderzoek. “Het zal de leeftijd zijn.”
Eind maart brachten we Tobias weer naar de dierenarts. Hij was nog verder vermagerd en kon nauwelijks meer lopen. De dierenarts onderzocht zijn schildklier. Onze laatste strohalm. Tegelijkertijd waarschuwde de dierenarts ons, rekening te houden met het ergste.

Toen werd het zaterdag 2 april. Tobias kon niet meer lopen. Nauwelijks meer zitten. Hij at niet meer. Hij dronk niet meer. We hadden nog anderhalve kilo kat over. Onze laatste poging: verse biefstuk. We brachten Tobias bij het bakje met de in kleine reepjes gesneden stukjes vlees. Hij lag op zijn zij en trok met één pootje het bakje naar zich toe. Hij legde zijn kopje in het bakje. En zo at hij zijn stukjes biefstuk op. Het duurde ongeveer een kwartier. Wij stonden erbij en keken ernaar. Met tranen in de ogen. “Dit kan zo niet langer! Ik ga nu de dierenarts bellen. Genoeg is genoeg.” Een half uurtje later stierf ons Toobje op de behandeltafel. Hij was op. Helemaal op. Het was het beste zo. Maar wat heb ik gehuild.

Nog geen twee weken later drentelden er weer twee katten door ons huis. Onze kattenpopulatie vulden we aan met Tommy, een prachtige weldoorvoede Kartuizer Blauwe Rus. Tommy stal ons hart al vier jaar geleden, toen hij was komen aanlopen bij familie van ons.

Wij mogen Tommy hebben. Zij zochten een nieuw huis voor hem en wij hadden weer plaats voor nog een kat. Tommy voelde zich meteen thuis. Al na een dag liep hij hier rond alsof ie niet beter wist. Wij moesten wel erg wennen. Soms noemden we hem per ongeluk Tobi en regelmatig dacht ik dat onze kleine gestreepte held aan kwam drentelen...

Misschien was Tommy er te snel. Het verdriet om Tobias was nog zo sterk aanwezig. Het voelde bijna als verraad om hem zo snel al te vervangen. Nu zijn we een aantal maanden verder en ik zou Tom niet meer willen missen. Hij hoort bij ons zoals Tobias bij ons hoorde. Ons hart is groot genoeg voor nog een viervoetige hartenbreker.


vrijdag 11 november 2011

Als een trein!

Het is iets na elf uur. Mijn vriendinnetje Karin zet me af op Haarlem Centraal, na een geweldig leuk feestje in een buitenwijk van deze Noord-Hollandse stad. Kort daarvoor was ik nog door diverse mensen met enige verbazing aangekeken. De trein? Helemaal naar Den Bosch? Zou ik niet liever blijven slapen ofzo?
Ik ben eraan gewend. Voor veel mensen is de trein geen logisch vervoermiddel. Voor mij wel; ik check in, ga zitten en laat me rijden. Met een wijntje achter de kiezen, tijdschriftje erbij, Facebook op de slimmefoon om nog wat napret te beleven; er zijn ergere manieren om de terugreis te beleven.

Nu weet ik dat er geplande werkzaamheden zijn tussen Haarlem en Amsterdam. Dat had ik al ruim van te voren gelezen op mijn NS-app. Ik weet dus dat de gebruikelijke één-uur-en-twintig-minuten-reistijd dit weekend niet haalbaar is. Ik reken er ook op dat ik op Haarlem CS – net als op de heenweg - in de bus moet stappen.

De NS-app adviseert anders: U zult via Leiden, Den Haag en Utrecht reizen. Vertrek 23.27, aankomst 1.25. Ik vind de genoemde reistijd redelijk, dus ik stap in. Het is de sneltrein naar Breda, maar ik moet er in Leiden alweer uit. Even twijfel ik. Breda is ook Brabant; het klinkt zo lekker dicht bij huis. Zal ik...? De NS-app vertelt me dat me dit een halfuur extra reistijd oplevert. Niet doen dus.

De reis naar Leiden verloopt voorspoedig en ik stap over op de sneltrein naar Den Haag CS. Wanneer de trein Den Haag nadert klinkt een onheilspellende stem in gebroken Nederlands. Er klinkt iets met bovenleiding, wachten en geen perron beschikbaar. Iets nerveus houd ik mijn horloge in de gaten. Dit duurt te lang. Wat als ik mijn aansluiting mis? In de NS-app zoek ik naar alteratieven. Als pas na kwart over twaalf aankom, kan ik in de trein stappen richting Leiden en via Schiphol reizen... Huh? En dan ben ik tegen half vier in Den Bosch... Huh?! Ik voel een lichte paniek.
Als ik op Den Haag CS uit de trein stap is de intercity van 00.08 in principe vertrokken. Ik ren toch naar het perron. Er staat een trein. Maar er staat niets op het bord. Een jongedame staat met een groepje NS-personeel te praten. Net als ik aan kom lopen, rent zij naar de trein. ‘Gaat deze naar Utrecht?’, vraag ik haar. Ze antwoordt bevestigend. De deur van de trein gaat echter niet open. En de volgende ook niet. ‘Daar aan het einde van het perron, daar staat een deur open!’, roept ze. Samen rennen we naar die open deur. Net op tijd stappen we in. De trein vertrekt en mijn kersverse reisgenote is opgelucht. Utrecht is haar eindstation. Het mijne helaas niet.

De machinist trapt het gaspedaal goed in. Hij hoopt de verloren tijd vast in te halen. Rond half één passeren we station Zoetermeer. Ik bedenk me dat ik me door Karin misschien beter hier had kunnen laten afzetten. Ondanks het hoge tempo zie ik het somber in. Om 0.57 rijden we Utrecht Centraal binnen. De intercity naar Den Bosch is om 0.55 vertrokken. Ik ren nog naar het perron, maar helaas. Ik weet dat ik nu bijna een uur moet wachten en begin mijn wandeling door de stationshal. Allereerst doe ik het loket aan. Even een ‘geld-terug-bij-vertraging-formulier’ ophalen. Ik blijk niet de enige. Ook blijk ik niet de enige wiens humeur door de service van de NS wordt beïnvloed. Er loopt een groep reizigers die naar Amersfoort had gewild en op advies van NS-personeel op een ander station via Utrecht reisde en nu niet verder blijkt te kunnen. Er zitten twee studentes die zojuist hebben vernomen dat zij niet meer in Tilburg kunnen komen. Een ouder echtpaar dat net te horen heeft gekregen pas om twintig over vier op plaats van bestemming te zullen zijn. Ook raak ik aan de praat met een wat alternatief ogende man, die een betoog houdt over de corruptie in de samenleving en dat de Spoorwegen zijn ingericht om te falen.
Wat me opvalt is dat er veel NS-personeel rondloopt. Wat me nog meer opvalt is het stoïcijnse gedrag van dat personeel. Zijn ze erop getraind nauwelijks te reageren op geïrriteerde mensen? Of zijn ze er zo aan gewend, dat ze er niet meer van onder de indruk raken?
Inmiddels ben ik het wel beu. Ik heb het koud en ik ben moe. Ik overweeg een kop koffie of thee, maar ik ben bang dat ik dan moet plassen en dat de toiletten dan dicht blijken ofzo. Ik koop waar ik altijd naar snak als ik gefrustreerd ben: drop. Maar het smaakt me niet eens.

Om tien voor twee wandel ik het perron op. Bijna zitten. Bijna warm. Bijna... oh nee, toch niet. De intercity van 1.55 blijkt een half uur vertraging te hebben. Huh?! Vervolgens besluit iemand het licht uit te doen op het perron. Daar sta ik dan; in het donker op een koud perron. Ik overweeg weer terug te lopen naar de stationshal, maar ik ben te bang dat de trein onverhoopt toch eerder komt en dat ik hem dan mis. Voor het eerst deze dag word ik boos. Vertraging kan gebeuren, maar dit kun je toch niet verkopen? Zo kun je toch niet met je klanten omgaan? Een reis die normaal gesproken nog geen anderhalf uur duurt... doe ik nu ruim drie uur over? Absurd!

Uiteindelijk arriveert de intercity en stap ik tegen drie uur uit op Den Bosch Centraal. Omdat ik niet de enige ben, duurt het nog een kwartier voor dat ik een taxi heb. Maar dan ben ik er ook. Om half vier stap ik mijn huis binnen. Te moe om nog geïrriteerd te zijn en dolblij met toilet en bed.

Nu ik weer wakker, warm en uitgerust ben, denk ik aan de volgende keer dat ik vragend word aangekeken als ik met de trein naar een feestje kom. Zal het me lukken dan weer de voordelen van het treinreizen te benoemen? Kom ik nog geloofwaardig over als ik zeg dat het echt niet zoveel langer reizen is dan met de auto? Wil ik wel klant blijven bij NS of ga ik toch maar weer sparen voor een autootje?