vrijdag 31 december 2010

Relativeren

“We zijn verdwaald, he?” 

We wandelen inmiddels een uurtje of anderhalf door de besneeuwde bossen bij Westerbork. In gedachten zie ik de krantenkop al voor me.
‘Brabants stel omgekomen in Drentse bossen’ 
Ik prijs me gelukkig dat ik net in het museumcafé toch nog die appelpunt op heb. Wie weet hoe hard ik die voedingsstoffen nog nodig ga hebben. Ondertussen begin ik mijn benen te voelen. En mijn handen. Waarom heb ik niet aan handschoenen gedacht?
“Eh ja, dat klopt,”, antwoordt hij, “we hadden er allang moeten zijn.”

Het terrein van Kamp Westerbork en het Nationaal Monument Westerbork bevinden zich op een afstand van 3 kilometer van het Herinneringscentrum. Op dagen dat het Herinneringscentrum geopend is, is er een busverbinding met het kampterrein.

We besloten te gaan lopen. Drie kilometer is niets, het is mooi weer, het bos ligt er prachtig bij in de sneeuw en na twee uur zitten in de auto is zo’n wandeling wel even lekker. En we lopen er zo naar toe. Volgens de plattegrond bij aanvang van de route tenminste.

Inmiddels zijn we ruim anderhalf uur verder. We zien geen bordjes en geen kamp. We zijn verdwaald. De lol is er nu vanaf. We hebben al ruim een uur geen mens meer gezien en we zijn het niet over eens welke richting we op moeten lopen.
Zal ik gaan huilen?
Nee, zo erg is het nog net niet...

Uiteindelijk, na ruim twee-en-half uur lopen, bereiken we de ingang van het kamp. Het eerste wat we zien zijn De Tekens van Westerbork. Vijf monumenten. Eén monument voor ieder vernietigingskamp, waar treinen vanuit Westerbork naar toe reden.

In Auschwitz Birkenau zijn meer dan 56.500 joden uit Nederland en meer dan 200 Sinti en Roma uit Nederland vermoord.

Daar word ik stil van.
Steeds weer word ik daar stil van.
Wat zeur ik toch over zere benen en koude handen.
Wat maak ik me toch druk over onbenullige dingen.

We lopen verder.
De gruwelijkheden lijken te zijn afgedekt met een dikke laag sneeuw.
‘Zo koud moet het hier in de winters van 1943 en 1944 ook geweest zijn.’ gaat er door me heen.
We lopen langs afbeeldingen van postkaarten. Kaarten die vanuit de treinen geschreven zijn. Wat ons verbaast, zijn de teksten van hoop en goede moed. Hadden deze mensen enig idee dat zij hun dood tegemoet reden? Wist de leiding van dit kamp eigenlijk waar zij deze mensen naartoe stuurden? Steeds weer verbaas ik me over de gruwelijkheid, maar ook het vernuft en de efficiency waarmee deze afschuwelijke operatie werd uitgevoerd.

We wandelen verder naar het Nationaal Monument Westerbork, de omhoog gekrulde treinrails.
‘Hier vertrok de trein, hier op dit station’
Vanaf dat moment laat die tekst me niet meer los. Stef Bos moet hier hebben gestaan toen hij dat lied schreef.

De schemering valt in. Met het museumbusje rijden we terug. We kopen nog wat boeken over de oorlog en het nazi regime en beginnen met onze reis terug naar Den Bosch. Terug naar ons gewone, veilige leventje.

Ik heb mijn portie relativeren weer gehad. Ik ben me weer bewust van mijn vrijheid. Van hoe goed ik het heb. Dat heb ik soms nodig. Maar het is meer dan dat. Dit stukje historie fascineert me. Ik zoek het op. Steeds weer. Het Bevrijdingsmuseum, Kamp Vught, Het Joods Museum in Berlijn, het Oorlogs- en Verzetsmuseum, boeken, films... Alsof ik het ooit zal kunnen begrijpen. Als ik er maar genoeg over zie, lees, beleef. Zal ik het dan ooit begrijpen?

Ik hoop het niet.