Wat ik me alleen niet meer zo goed herinner, is waarom ik me eigenlijk heb laten overhalen om op skivakantie te gaan. Ik ben namelijk niet sportief, houd niet van kou en nattigheid, ben op vakantie liever lui dan moe en van carnaval-achtige toestanden moet ik niks hebben. Ergens in een vlaag van verstandsverbijstering moet ik hebben toegezegd mee te gaan.
Op dat moment was het voor mij zo duidelijk. Dit nooit meer!
Maar er volgde nog een dag. En nog één. En ergens aan het einde van dag vijf ging ik met een ongekende soepelheid (dringend verzoek aan de destijds aanwezige getuigen, mij deze dichterlijke vrijheid te gunnen ) de blauwe pistes af. Onderaan de piste wierp ik een blik omhoog. ‘Daar ben ik toch maar mooi vanaf komen skiën!’ Dat gevoel van trots en overwinning vergeet ik nooit meer!
De laatste dag op de piste was zonder skileraar, zonder klasje. Met Michel, die ieder gebrek aan techniek, ruimschoots compenseerde met een totaal gebrek aan angst. En met Marscha, de in mijn ogen doorgewinterde skiër, die ons van berghut naar berghut leidde. This is the life! Hier doen we het voor. Volgend jaar weer!’
En dat deed ik. In ander reisgezelschap dit keer, met één constante factor: Marscha. En het jaar daarna weer, ditmaal alleen met Marscha. De soepelheid waarmee ik de berg afkwam vertoonde een licht stijgende lijn, de angst een licht dalende. De lijn van de lol die we samen hadden was vanaf dat moment een constante. De lol in de apres ski bar is fenomenaal. Maar niets haalt het bij het gevoel van samen op een berg, in het zonnetje, uit te kijken over het skigebied. ‘Slecht leven he?’ ‘Ja, slecht leven...’’ Een traditie was geboren. Mars en ik en de sneeuw. Volgend jaar weer?!

De dag dat ik met deze acht dames ‘de bus in stapte’, voelde ik me alsof ik bovenop een berg stond. Ik kon niet terug. ‘Wil ik dit? Ja, dit wil ik.’ Verstand op nul en gaan! Ook deze vijf dagen staan in mijn geheugen gegrift. Zoveel lol, zo’n bijzondere band onderling. Vijf dagen lang voelde ik me alsof ik in een andere wereld was. Ik keek om en dacht ‘Dat heb ik toch maar mooi gedaan!’
Over twaalf dagen vertrek ik weer naar de sneeuw. Samen met Marscha zet ik de traditie voort. Al weken kijk ik uit naar de sneeuw, het plezier, de gesprekken onderling en het gevoel van overwinning dat steeds iets meer terrein wint van de angst. Samen gaan we nieuwe herinneringen maken.
Mijn acht vriendinnen van het wereld wijde web neem ik ook mee. In mijn hoofd en in mijn hart.
Op naar de sneeuw, waar vriendschappen groeien, herinneringen bloeien en angsten overwonnen worden.