vrijdag 31 december 2010

Relativeren

“We zijn verdwaald, he?” 

We wandelen inmiddels een uurtje of anderhalf door de besneeuwde bossen bij Westerbork. In gedachten zie ik de krantenkop al voor me.
‘Brabants stel omgekomen in Drentse bossen’ 
Ik prijs me gelukkig dat ik net in het museumcafé toch nog die appelpunt op heb. Wie weet hoe hard ik die voedingsstoffen nog nodig ga hebben. Ondertussen begin ik mijn benen te voelen. En mijn handen. Waarom heb ik niet aan handschoenen gedacht?
“Eh ja, dat klopt,”, antwoordt hij, “we hadden er allang moeten zijn.”

Het terrein van Kamp Westerbork en het Nationaal Monument Westerbork bevinden zich op een afstand van 3 kilometer van het Herinneringscentrum. Op dagen dat het Herinneringscentrum geopend is, is er een busverbinding met het kampterrein.

We besloten te gaan lopen. Drie kilometer is niets, het is mooi weer, het bos ligt er prachtig bij in de sneeuw en na twee uur zitten in de auto is zo’n wandeling wel even lekker. En we lopen er zo naar toe. Volgens de plattegrond bij aanvang van de route tenminste.

Inmiddels zijn we ruim anderhalf uur verder. We zien geen bordjes en geen kamp. We zijn verdwaald. De lol is er nu vanaf. We hebben al ruim een uur geen mens meer gezien en we zijn het niet over eens welke richting we op moeten lopen.
Zal ik gaan huilen?
Nee, zo erg is het nog net niet...

Uiteindelijk, na ruim twee-en-half uur lopen, bereiken we de ingang van het kamp. Het eerste wat we zien zijn De Tekens van Westerbork. Vijf monumenten. Eén monument voor ieder vernietigingskamp, waar treinen vanuit Westerbork naar toe reden.

In Auschwitz Birkenau zijn meer dan 56.500 joden uit Nederland en meer dan 200 Sinti en Roma uit Nederland vermoord.

Daar word ik stil van.
Steeds weer word ik daar stil van.
Wat zeur ik toch over zere benen en koude handen.
Wat maak ik me toch druk over onbenullige dingen.

We lopen verder.
De gruwelijkheden lijken te zijn afgedekt met een dikke laag sneeuw.
‘Zo koud moet het hier in de winters van 1943 en 1944 ook geweest zijn.’ gaat er door me heen.
We lopen langs afbeeldingen van postkaarten. Kaarten die vanuit de treinen geschreven zijn. Wat ons verbaast, zijn de teksten van hoop en goede moed. Hadden deze mensen enig idee dat zij hun dood tegemoet reden? Wist de leiding van dit kamp eigenlijk waar zij deze mensen naartoe stuurden? Steeds weer verbaas ik me over de gruwelijkheid, maar ook het vernuft en de efficiency waarmee deze afschuwelijke operatie werd uitgevoerd.

We wandelen verder naar het Nationaal Monument Westerbork, de omhoog gekrulde treinrails.
‘Hier vertrok de trein, hier op dit station’
Vanaf dat moment laat die tekst me niet meer los. Stef Bos moet hier hebben gestaan toen hij dat lied schreef.

De schemering valt in. Met het museumbusje rijden we terug. We kopen nog wat boeken over de oorlog en het nazi regime en beginnen met onze reis terug naar Den Bosch. Terug naar ons gewone, veilige leventje.

Ik heb mijn portie relativeren weer gehad. Ik ben me weer bewust van mijn vrijheid. Van hoe goed ik het heb. Dat heb ik soms nodig. Maar het is meer dan dat. Dit stukje historie fascineert me. Ik zoek het op. Steeds weer. Het Bevrijdingsmuseum, Kamp Vught, Het Joods Museum in Berlijn, het Oorlogs- en Verzetsmuseum, boeken, films... Alsof ik het ooit zal kunnen begrijpen. Als ik er maar genoeg over zie, lees, beleef. Zal ik het dan ooit begrijpen?

Ik hoop het niet.

maandag 29 november 2010

Column: Kat kwijt


“Hé, waar is Tobias?” Het duurde even voordat de vraag van mijn vriend tot me doordrong. Hij had gelijk. Bij thuiskomst kwam alleen poes Annabel ons tegemoet gerend. Kater Tobias liet niet van zich horen. Een korte zoektocht vertelde ons wat onmogelijk leek: Tobias was weg. Onmogelijk, omdat wij vijf hoog wonen en onze katten doorgaans niet verder komen dan het balkon. Een lichte paniek maakte zich van mij meester. Hoe kan dit? Waar is hij? Wat is er gebeurd? Is hij van het balkon gevallen? Maar dat overleeft hij nooit! Of is hij de deur uit geglipt, in dat ene onbewaakte moment waarin ik terugliep voor mijn zonnebril? Dat moest het geweest zijn...

We liepen naar buiten, rondom de flat. We riepen en fluisterden. We keken achter struiken en in steegjes. Waar we ook keken, geen Tobias. We hingen postertjes op en ik meldde zijn vermissing nog diezelfde dag bij Amivedi. Onze Tobias was weg... en het was mijn schuld!
De dagen erna ontdekte ik nog tientallen websites, waar vermiste huisdieren op vermeld kunnen worden. Tobias’ foto prijkte op al deze websites. En ik liep door de buurt, hetzelfde rondje, keer op keer. Niets wilde ik aan het toeval overlaten.

Toen Tobias een dag of vier kwijt was, werd ik overvallen door een intens verdriet. Wat als we hem niet meer zouden vinden? Wat als hij aangereden was? Of lag te verhongeren? Wat als ... ? Tranen met tuiten heb ik gehuild. Om vervolgens te besluiten dat ik nog niet op wilde geven! Ik printte zo’n 250 flyertjes, die mijn vriend en ik huis aan huis verspreidden. Ik was bijna door mijn stapeltje heen, toen mijn vriend me belde: “Ik heb hem!” Op nog geen vijf meter van de achterdeur, zat onze gestreepte avonturier weggedoken onder een struik. De angst was in zijn oogjes te lezen. Met iedere centimeter die wij dichterbij kwamen, kroop hij verder weg in het struikgewas. Pas toen De Baas een plakje ham tevoorschijn had getoverd, bleek de honger groter dan de angst. Met Tobias in onze armen liepen we zielsgelukkig terug naar binnen. De opluchting die ik op dat moment voelde zal ik nooit meer vergeten.

Tegelijkertijd dacht ik aan de dieren in het Dierentehuis. Veel van hen zijn afgestaan door mensen die er niet meer voor kunnen zorgen. Dat is triest, maar begrijpelijk. Maar sommigen van hen zijn vondelingen. Dieren die – net als onze Tobias – per ongeluk hun baas zijn kwijtgeraakt. Dieren die verdwaald zijn, per ongeluk buitengesloten of ontsnapt. Maar die dieren zijn gevonden en naar het Dierentehuis gebracht.... klaar om opgehaald te worden door hun baasjes. Onbegrijpelijk vind ik het, dat mensen hun dier kwijtraken en niet alles in het werk stellen hun viervoetige huisgenoot weer thuis te krijgen! Dat beestje is toch een deel van je gezin en van je leven? Gelukkig maar dat er steeds weer mensen zijn, die zich ontfermen over deze dieren. Mensen die, net als ik, oprecht houden van deze heerlijke viervoeters en ze echt een plekje gunnen in hun leven.

woensdag 8 september 2010

Op tijd

Of: Wat we deze vakantie allemaal niet gezien hebben.

"Joh, deze winkels zijn niet open. Wat vreemd. We zijn toch op tijd?"
"Ja, absoluut. Het is nog geen elf uur..."


Terwijl we verder lopen van ons hotel naar het oude centrum van El Puerto de Santa Maria, merken we tot onze verbazing dat alle winkels dicht zijn. Veel cafeetjes ook trouwens. Op een woensdagmorgen. Net nu we deze morgen eens de wekker hadden gezet. Oh ironie. In gedachten plaats ik al een nieuwe www op mijn hyves... tot ik een patroon opmerk.

Allereerst: ik houd van Spanje. Ik houd van het weer, van de sfeer, het eten, de wijn (de sherry wat minder), de relaxedheid afgewisseld met het temperament... Sommige ritmes lijk ik maar niet onder de knie te kunnen krijgen. Dineren om half elf bijvoorbeeld. Of die siësta... Het basisprincipe is me duidelijk. Op het heetst van de dag doe je zo min mogelijk. Maar wij hebben vakantie. Dus wij worden zo rond tien uur eens wakker. We redden het net om voor elf uur de ontbijtzaal te verlaten. Dan rommelen we nog iets aan in onze suite (we hebben een heuse suite!) en drinken op ons gemak een kopje café con leche op een terrasje. En zodra we besluiten om in onze tijdelijke hometown een bezienswaardigheid te bezoeken: Siesta! Kathedraal dicht. Kasteel dicht. Bodega's dicht. Winkels dicht. Dus belanden we weer aan het zwembad, met een boekje en een drankje. Niks mis mee overigens.

Natuurlijk begeven we ons ook buiten de stadsgrenzen van Puerto Santa Maria. Zo besloten we afgelopen maandag voor de tweede maal het prachtige Sevilla te bezoeken. Het vergt even wat voorbereiding: wekker zetten, treintijden bestuderen en natuurlijk op tijd richting het station wandelen. Een kwartier voor vertrek komen wij aan in de stationshal. De rij voor het loket - kaartjes voor de Media Distianca kunnen niet uit de automaat getrokken worden - lijkt mee te vallen: slechts vier wachtenden voor ons. Een van de reizigers voor ons voert een verhitte discussie met de man achter het loket. Dit duurt en duurt. De wijzers op de klok tikken verder. Eenmaal vooraan in de rij, richt ik het woord tot de loketbediende: "Two tickets to Sevillia, please." De man heft zijn hand op. Met zijn andere hand pakt hij een microfoon. Door het station galmt - naar ik vermoed - de aankondiging van het vertrek van de Media Distianca van 9.26 uur. Dan richt de man zich weer tot mij. Hij ratelt enkele spaanse zinnen, waarin hij zonder twijfel allervriendelijkst uitlegt dat hij geen kaartjes meer heeft voor de trein van 9.26.
Ik ben iets geïrriteerd. "Muchos Gracias!" roep ik nog, op een manier die vermoedelijk geen dankbaarheid uitstraalt. Tja, wat zal ik zeggen... voor mijn eerste kop koffie ben ik niet op mijn best. Het goede nieuws: we hebben ruim de tijd voor een kop koffie, want de volgende trein vertrekt anderhalf uur later.
Tegen twaalf uur stappen we in Sevilla de trein uit; net op tijd om nog voor de siesta een bezoek te brengen aan de oude stierenvechtersarena. Een zalige lunch op een pittoresk terrasje in het oude centrum van Sevilla volgt daarna. We lachen om de irritaties van die ochtend. Maar hebben we er ook van geleerd?

Eh... nee.
De volgende dag staat een bezoek aan Jerez de la Frontera op het programma. Dit stadje ligt op slechts 10 minuten treinen van Puerto Santa Maria. Wekker gezet, op tijd de deur uit enzo. In onze naïviteit veronderstellen we dat de stoptreinen wel een aantal keren per uur zullen rijden. Nog naïever is dat we eerst de kaartjes uit de automaat plukken, dan door de poortjes naar het perron lopen en daar de vertrekstaat van de trein bekijken. Het is 10.06 uur. Om 10.00 uur is de trein in de richting van Jerez vertrokken. Om 11.10 vertrekt de volgende. Koffie dan maar?
Voor de tweede maal deze week bestellen we 'dos café con leche' bij het barretje tegenover het station. Tegen elven blijken onze treinkaartjes ons geen toegang meer te verschaffen tot het perron; ze zijn immers al gebruikt. Ach... trekken we voor die anderhalve euro toch een nieuwe uit de automaat!
Jerez blijkt een charmant en levendig stadje. Doel van onze wandeling is: de koninklijke rijschool (paardjes kijken!). Gewapend met plattegrond vervolgen we onze reis. Ja, daar tegenover de Sandeman bodega moeten we zijn. Nou ja, bijna dan. Dit blijkt het museum, met de aangrenzende stallen. Best geinig, maar géén dansende paardjes... Als we het museum uitlopen, zien we waar we moeten zijn. Om 13.03 uur komen we aan bij de bezoekersingang. Toegangskaartjes verkrijgbaar tot 13.00 uur, dansende paardjes om 12.00 uur. We hadden het kunnen weten. We zoeken een terrasje voor de lunch. Ook hier zo'n leuk pleintje onder de boompjes. Olijfjes, wijntje, soepje, croquetjes... ik houd ervan. Na de lunch lopen we naar het Centro Commerciale. Je raadt het al: winkels dicht. Siesta.

Vandaag zouden we de siesta weten te vermijden. We kunnen het wel, op tijd in actie komen. Vandaag bezoeken we het kasteel. Vandaag bezoeken we de winkels, waarvan wij slechts de etalage kennen.
Niet dus. Alles is dicht. Een feestdag? Ons vermoeden wordt bevestigd als we bij het kasteel aankomen. Een podium, honderden stoelen, vlaggen. Hier wordt iets gevierd! Maar het kasteel bezoeken zit er vandaag niet in. We lopen verder naar de kathedraal. Het plein is prachtig versierd. En hee, de deur van de kathedraal is open. Binnen is het druk, er klinkt een koor, drie mannen in lange jurken staan bij het altaar. Eén van hen gaat voor in gebed... de mensen op de bankjes prevelen mee. Oeps! We zijn binnengelopen in een mis. Sta ik dan met mijn slippers en veel te korte spijkerbroek. Ik dirigeer William weer naar buiten, maar kijk over mijn schouder nog even naar binnen. Mooie kerk, wel!

Vandaag is het feest hier. Ik weet niet waarom. Nog niet. Onze plannen wijzigen. Weer. We liggen weer aan het zwembad. Zijn we goed in. Vanavond doffen we ons op en gaan we het feestgedruis in! Leuk! Als we op tijd zijn tenminste...

vrijdag 25 juni 2010

Dertig

In mijn achttien jaar oude koekblik rijd ik die morgen naar kantoor. Het is een ochtend als iedere ochtend. Alweer vier jaar werk ik bij dit kleine marketing bureau. Uitdagend is het allang niet meer. Wel gezellig en gemakkelijk. Ik open als eerste de deuren van het kantoor en loop naar mijn bureau. Mijn stoel is versierd. Het is mijn verjaardag. Ik word dertig.

Mijn collega’s komen één voor één binnen. Drie stuks in totaal. Ik neem de felicitaties in ontvangst en serveer koeken bij de koffie. Vervolgens gaan we aan het werk. Het is een dag als iedere dag.
Om twaalf uur gaat de bel. Ik open de deur en zie tot mijn grote verrassing mijn twee beste vriendinnen op de stoep staan. Kartonnen hoedjes schreeuwen ‘30 jaar!’. Met een enorme picknickmand in de hand lopen ze het kantoor binnen. Champagnekurken knallen. De tafel wordt gedekt en met mijn collega’s en mijn beide vriendinnen, doe ik me te goed aan verse broodjes, jus d’orange en aardbeien. Het is mijn dertigste verjaardag, die konden ze toch niet zomaar voorbij laten gaan?

Zodra ik de uitgebreide lunch achter de kiezen heb, reikt één van mijn collega’s mij mijn jas aan. “Veel plezier vanmiddag!”, zegt hij. Stomverbaasd word ik achterin de auto van mijn vriendin gezet. Een uurtje later stappen we uit bij een prachtig saunacomplex. Met z’n drieën brengen we mijn verjaardag door. Het is een heerlijke dag. We genieten met volle teugen en we praten wat af. Over ons leven, onze liefdes. Over het jarenlange vrijgezellenbestaan dat achter ons ligt en de prille liefdes die we toevallig op dat moment alle drie beleven. Het is een bijzondere dag. Niet omdat ik dertig ben geworden, maar omdat ik deze dag doorbreng met twee mensen die me zo dierbaar zijn.

Inmiddels ligt mijn vijfendertigste verjaardag alweer achter me. Een verjaardag die ik doorbracht met andere mensen, in een andere stad, bij een andere werkgever. Vijf jaar na mijn dertigste verjaardag woon ik samen met mijn prille liefde van toen. We hebben een koophuis, een leasebak en geld op de spaarrekening. Ik heb een uitdagende baan binnen een groot bedrijf en doe waarvoor ik ben opgeleid. En... ik denk regelmatig met heimwee terug aan die tijd toen alles nog voor me lag…


- Inzending Viva Columnwedstrijd juni 2010-
Dertig… De een wil het niet worden en de ander kijkt ernaar uit. Maar is het nu zó erg om dertig te zijn? 30 wordt gezien als een grote mijlpaal. Hét moment waarop je gaat nadenken over wat je hebt bereikt en wat je nog wilt. Op deze leeftijd ligt de toekomst nog voor je open en heb je waarschijnlijk ook al van alles bereikt. Op Viva.nl kun je nu je eigen column uploaden. Doe je dat dan maak je niet alleen kans op je 15-seconds of fame, je maakt ook kans op leuke prijzenpakketten!

zaterdag 1 mei 2010

Vergissing

Als ik de koelkast opendoe, zie ik twee blikken Danerolles liggen. Mijn gedachten dwalen even af.

Misschien wilde je komende zondagmorgen croissantjes bakken. Ik zie helemaal voor me hoe je met je twee kleine meiden het deeg oprolt en door het raampje van de oven kijkt hoe ze zich tot goudgele croissants ontwikkelen. Of misschien zou je volgende week zondag wel ontbijt op bed krijgen; dan is het immers moederdag.

Maar dat gebeurt niet.
Alles is nu anders.
Eén seconde.
Een auto.
Een autosnelweg.
Eén moment.
Een vangrail.
En dan niets meer...

De gruwelijkheid dringt nog niet helemaal door.
Ik denk er wel aan - ik doe niets anders - maar het daalt nog niet in.
“Best jammer dat mama nu dood is.” hoor ik je jongste dochtertje zeggen.
“Als mama niet meer terugkomt, moet jij dan nu poetsen, papa?” vraagt je oudste dochtertje later.
Ik weet niet goed of ik moet glimlachen of in huilen uit moet barsten. Ik kies voor het eerste, maar de knoop in mijn maag vertelt me, dat het net zo goed de tweede optie had kunnen zijn. De kinderlijke onbevangenheid van je twee meiden, maakt het verdriet even iets luchtiger. Tegelijkertijd maken juist die twee kleintjes dat dit zo f*cking oneerlijk is!

Ik zal je missen, dat sowieso. Maar de pijn in mijn hart wordt vooral ingegeven door de gedachte aan mijn broer en zijn twee meiden. Zijn meiden - jouw meiden - die nu zonder moeder moeten opgroeien. En mijn broer, die achterblijft met een gebroken hart.

God heeft zich weer een keer vergist.

dinsdag 20 april 2010

Column: Een nieuwe verovering

“Ik heb niks met katten.” Dat waren letterlijk zijn woorden, toen ik hem leerde kennen. Jammer voor jou dan, dacht ik nog, want die katten horen bij mij. Vanaf mijn 24e deelde ik mijn woning met met kater Midas en poes Annabel. Pas jaren daarna, verscheen mijn vriend in mijn leven. En wel met de woorden “Ik heb eigenlijk niks met katten.”

Nu had ik mij altijd al voorgenomen dat geen kerel ooit tussen mij en mijn beestjes zou komen. Alleen wanneer er sprake zou zijn van een zeer ernstige allergie – welke onomstotelijk bewezen zou moeten worden door minstens drie medisch specialisten – zou ik overwegen ooit afstand te doen van mijn katten. Maar katten niet leuk vinden is geen argument. Wil je mij, dan wil je hen. Het is een package deal.


Zo kon het gebeuren dat mijn vriend een jaar of drie terug ging samenwonen met mij èn met Annabel. (Midas heeft het helaas niet mee mogen maken) Hij accepteerde en tollereerde de kleine haarbal, maar het was wel duidelijk dat hij niet echt iets met katten had. Die houding leek overigens wel wederzijds te zijn. Annabel had ook duidelijk niet zo veel met de nieuwe baas.

Na enige tijd was ik wel toe aan gezinsuitbreiding. Maar ja, dat was geen beslissing meer die ik alleen kon nemen. Dus ik deed wat vrouwen het beste kunnen; het inzetten van de vrouwelijke charmes om mijn standpunt kracht bij te zetten... En zo liepen wij op een gegeven moment samen langs de verblijven met jonge en oude, mooie en minder mooie, kleine en grote, aandoenlijke en afzichtelijke katten.... mijn hart liep over; kon ik ze allemaal maar meenemen!
We vonden er eentje. Of eigenlijk vond hij ons. Met grote, trieste ogen keek hij ons aan. Nadat we hem een keer hadden aangehaald, bleef hij ons volgen. Hij was acht jaar oud en zijn baasje was enkele maanden daarvoor overleden. Hij bleef ons kopjes geven, alsof hij wilde zeggen “Neem mij! Neem mij!” We noemden hem Tobias en hij spinde gedurende de hele autorit naar huis.

Na drie bange dagen in zijn nieuwe huis, nam hij de toko over. Ons huis was zijn huis. Tobias ontwikkelde zich tot een zeer aanwezige en aanhankelijke viervoeter, die het qua charmes nog wel eens van Zijn Vrouwtje zou kunnen winnen. Want die man – die naar eigen zeggen niets met katten heeft – bevindt zich tegenwoordig regelmatig met zijn buik op de vloer, om foto’s te kunnen maken van onze Tobias. Diezelfde man – die dus niets met katten heeft – hangt hele verhalen op tegen onze gestreepte held. Die man vult ‘smorgens de bakjes, stopt Tobias stiekum stukjes fricandeau toe en ligt blauw van het lachen om de rare fratsen die onze kater uithaalt. Soms denk ik wel eens, dat hij gekker is met dat beest, dan ik ooit met een kat ben geweest. Dat vind ik mooi. Ik vind het mooi om te zien hoe een dier je hart kan veroveren. En het biedt ook hoop voor alle dieren die nu nog in het Dierentehuis zitten of daar ooit gebracht gaan worden.... ooit komt er iemand, wiens hart ook zij zullen veroveren en van wie zij een nieuwe kans krijgen.

zondag 28 februari 2010

Sneeuw

Ik herinner me nog heel goed mijn allereerste skivakantie. Februari 2002.
Wat ik me alleen niet meer zo goed herinner, is waarom ik me eigenlijk heb laten overhalen om op skivakantie te gaan. Ik ben namelijk niet sportief, houd niet van kou en nattigheid, ben op vakantie liever lui dan moe en van carnaval-achtige toestanden moet ik niks hebben. Ergens in een vlaag van verstandsverbijstering moet ik hebben toegezegd mee te gaan.

Maar die eerste skivakantie staat in mijn geheugen gegrift. Dat is overigens niet, omdat ik meteen verkocht was.... integendeel zelfs. Natuurlijk, die apres- ski had ik zo onder de knie en iedere overeenkomst met carnaval wordt door mij stelselmatig ontkend. Maar met dat skiën bleek ik bepaald geen natuurtalent. Dit zal ook wellicht te maken hebben met de in de vorige alinea benoemde a-sportiviteit van ondergetekende. Maar er speelde meer dan alleen de totale afwezigheid van lichamelijke conditie: angst. Onvervalste allesoverheersende angst. Ik zie mijzelf nog staan. Ergens halverwege dag drie, boven op een enorme berg (een uitermate toegankelijk categorietje blauw, naar alle waarschijnlijkheid) ... brullend van de pijn en de angst, of van de angst en de pijn. Mijn benen wilden niet meer, mijn knieën voelden alsof ze het ieder moment konden begeven en ik keek naar beneden. Ik kon niet terug omhoog, ik moest naar beneden. Maar ik kon niet. Ik wilde niet. Ik durfde niet. ‘Ik wil dit niet! Waarom wil ik dit?! Waarom sta ik hier?! Waarom honderden euro’s spenderen om mijzelf zo te pesten?! Ik wil dit niet! Hulde voor de skileraar die mij naar beneden wist te praten.
Op dat moment was het voor mij zo duidelijk. Dit nooit meer!

Maar er volgde nog een dag. En nog één. En ergens aan het einde van dag vijf ging ik met een ongekende soepelheid (dringend verzoek aan de destijds aanwezige getuigen, mij deze dichterlijke vrijheid te gunnen ) de blauwe pistes af. Onderaan de piste wierp ik een blik omhoog. ‘Daar ben ik toch maar mooi vanaf komen skiën!’ Dat gevoel van trots en overwinning vergeet ik nooit meer!
De laatste dag op de piste was zonder skileraar, zonder klasje. Met Michel, die ieder gebrek aan techniek, ruimschoots compenseerde met een totaal gebrek aan angst. En met Marscha, de in mijn ogen doorgewinterde skiër, die ons van berghut naar berghut leidde. This is the life! Hier doen we het voor. Volgend jaar weer!’

En dat deed ik. In ander reisgezelschap dit keer, met één constante factor: Marscha. En het jaar daarna weer, ditmaal alleen met Marscha. De soepelheid waarmee ik de berg afkwam vertoonde een licht stijgende lijn, de angst een licht dalende. De lijn van de lol die we samen hadden was vanaf dat moment een constante. De lol in de apres ski bar is fenomenaal. Maar niets haalt het bij het gevoel van samen op een berg, in het zonnetje, uit te kijken over het skigebied. ‘Slecht leven he?’ ‘Ja, slecht leven...’’ Een traditie was geboren. Mars en ik en de sneeuw. Volgend jaar weer?!

Slechts één keer ben ik van de traditie afgeweken. In de winter van 2007. Hoe ik ertoe kwam om met dit gezelschap naar de sneeuw te vertrekken, zal ik nooit vergeten. Dit was even absurd als bijzonder. Ergens in een hoekje van het wereld wijde web hield een groepje vrouwen zich op. In deze digitale wereld deelden zij delen van hun leven. Online vriendschappen ontstonden en groeiden uit tot echte ‘reallife’ vriendschappen. En in dit hoekje van het web opperden twee dames om eens gezellig met zijn allen naar de sneeuw te gaan. Ervan overtuigd dat dit een fantasietrip of grap was, meldde ik mij spontaan aan. Verbazing allom toen ik een email ontving, met de reisspecificaties en de vraag of ik akkoord ging en me definitief wilde aanmelden. Eh... ja!
De dag dat ik met deze acht dames ‘de bus in stapte’, voelde ik me alsof ik bovenop een berg stond. Ik kon niet terug. ‘Wil ik dit? Ja, dit wil ik.’ Verstand op nul en gaan! Ook deze vijf dagen staan in mijn geheugen gegrift. Zoveel lol, zo’n bijzondere band onderling. Vijf dagen lang voelde ik me alsof ik in een andere wereld was. Ik keek om en dacht ‘Dat heb ik toch maar mooi gedaan!’

Over twaalf dagen vertrek ik weer naar de sneeuw. Samen met Marscha zet ik de traditie voort. Al weken kijk ik uit naar de sneeuw, het plezier, de gesprekken onderling en het gevoel van overwinning dat steeds iets meer terrein wint van de angst. Samen gaan we nieuwe herinneringen maken.
Mijn acht vriendinnen van het wereld wijde web neem ik ook mee. In mijn hoofd en in mijn hart.
Op naar de sneeuw, waar vriendschappen groeien, herinneringen bloeien en angsten overwonnen worden.