donderdag 29 mei 2008

Solliciteren is werken

Ooit had ik een boek met de titel ‘Solliciteren is werken’. Het was zelfs een verplichte titel op de boekenlijst van mijn opleiding. Wat op zich apart is, want dat solliciteren en werken doet men toch vooral na het afronden van de opleiding. Maar goed, ik had dat boek dus en na het afronden van mijn studie – nu een jaartje of negen terug alweer – was het mijn bijbel. Zoveel praktische tips; hoe stel je een CV op, hoe is de opbouw van je brief, waarmee maak je indruk? Echt, ik mis dat boek.
Nou ja, ik mis niet echt dàt boek. Sterker nog, grote kans dat het anno 2008 volslagen waardeloos zal zijn. Want wie print er tegenwoordig zijn / haar brief op een gebroken wit 120 grams papiertje (om vervolgens uiteraard in drieën te vouwen en in een keurig kabinet envelopje te schuiven...)?

Als er inmiddels een vijfde of zesde (of zevende of....) druk van dit boek zou zijn verschenen, zouden er vast tips instaan over hoe je de juiste vacatures filtert op Monsterboard. Hoe je opdringerige werving en selectiebureau’s omzeilt. Of juist hoe je dankbaar gebruik kunt maken van hun netwerk. Er zou ook vast in staan welke persoonlijke informatie je zoal wel en niet op je hyves moet etaleren. Vermoedelijk zou men ook adviseren om vooral je CV synchroon te laten lopen met je profiel op LinkedIn. En dat je zo af en toe eens je eigen naam zou moeten googlelen.
Maar ja, daar heb ik geen boek voor nodig.

Datgene dat ik werkelijk zou willen leren is hoe ik de voor mij perfecte baan kan herkennen en hoe ik ervoor kan zorgen dat ik vervolgens als beste kandidaat word herkend. Soms ben ik zo jaloers op mensen die weten wat ze willen en wat ze kunnen. Mensen die een vak hebben geleerd, zeg maar. Eén specialisme, dat met ambitie en bekwaamheid tot succes kan leiden. Lijkt me heerlijk.
Nu mag ik op zich ook niet klagen; ik heb zo mijn kwaliteiten. Ik kan heel veel zelfs. Ik ben – zoals ze dat zeggen – breed georiënteerd. Ik weet van heel veel dingen een beetje. Maar waar blink ik nou echt in uit? Ja, inderdaad.... in twijfelen

Voor mij liggen negen vacatures. Negen functies die er op papier (of op lcd, wel met je tijd meegaan, Ari!) erg leuk uitzien. Voor twee ervan ben ik inmiddels afgewezen (wegens overgekwalificeerd, dat dan weer wel), voor één wacht ik nog op een reactie op het vorige week gevoerde gesprek, voor één staat morgen een gesprek ingepland en voor de overige vacatures wacht ik nog op een reactie op mijn ‘brief’. Maar als je me nu vraagt voor welke baan ik zou kiezen, indien de keuze mij gegeven was....

Ik weet het niet . . .

Nog een mazzel dat de inhurende partij hier ook nog een zegje in heeft.

Maar één ding is mij duidelijk; solliciteren is werken! Da’s geinig he? Zit ik ’s avonds thuis te werken en overdag op kantoor een beetje op ’t gemak koffie te drinken.
___________________________________________
Disclaimer: Met bovenstaande uitspraak wordt geenszins bedoeld dat de dagelijkse bezigheden van ambtenaren uit slechts het nuttigen van koffie dan wel thee zouden bestaan. Dit is slechts een flauw grapje, gebaseerd op de heersende vooroordelen betreffende de eerder genoemde beroepsgroep.

donderdag 24 april 2008

Miskoop

Al jaren heb ik een haat/liefde verhouding met spijkerbroeken. Ik vind ze geweldig en ze zitten heerlijk, MITS ik die broek weet te vinden die de juiste lengte heeft, over mijn dijen past, niet te veel wijkt in de taille, hoog genoeg zit om mijn lingerie te verhullen, maar ook weer niet zo hoog dat het lijkt alsof ik net uit een jaren 80 video clip ben gestapt en dan ook nog eens met de juiste kleur, wassing, stiksels en kontzakken.

Als ik dan zo’n broek gevonden heb, ben ik in staat dat ding een dag of 4 per week te dragen. Weken achter elkaar. Maanden soms. Als het meezit zelfs jaren, tot het moment dat ie tot de draad toe versleten is... en dan nog trek ik zo’n broek nog graag aan. Want hij zit zo lekker.

Soms dènk ik dat ik De Juiste Jeans gevonden hebt. Ken je dat? Staat ie in de winkel best leuk en je bent allang blij dat je die ene maat over je heupen geschoven krijgt. Ook staat ie die verkoopster zo goed. Dat moet wel een fijne broek zijn! En die oude kan nu echt niet meer, dus ik moet wel....
Maar ja, dan blijkt na een paar keer dragen dat ie ’t toch niet helemaal is. Stug blijf ik dat ding dan wel aantrekken, maar ondertussen gluur ik alweer bij diverse modezaken in de rekken. Ondertussen weet ik dat er een nieuwe moet komen. Dit is ‘m niet, mijn nieuwe ware textiel liefde.

De laatste tijd lijk ik dit ook een beetje met banen te hebben.

Had ik eerst nog een exemplaar dat perfect zat, maar die gewoon na een jaar of zes gewoon helemaal op was..... Daarna vond ik er eentje waar ik prima inpaste, maar de kleur was het net niet en hij was in de taille wat te ruim en de stof was wat te stug. Ik had er nog makkelijk een aantal maanden of misschien zelfs een jaar in rond kunnen lopen, maar na verloop van tijd moest er een andere komen. Dat stond al vast.
Terwijl ik langzaamaan wat rondsnuffelde in de rekken, werd mij ineens vanuit onverwachte hoek een exemplaar voorgehouden. Een aanbieding! Kwam dat even goed uit.
Na enkele weken merk ik echter dat dit de grootste miskoop sinds jaren is; dit is mijn ding niet. Dit past niet. Dit zit zo strak dat ik last van mijn maag krijg. Hoe heb ik kunnen denken dat dit iets voor mij zou zijn?

Een mens kan zich vergissen. Ik kan dat zelfs erg goed. Ik heb een kast vol miskopen om dat te illustreren. En een CV vol... als ik niet uitkijk.

vrijdag 11 april 2008

Lente

Voor diegenen die mij niet vaker dan een keer of twee gezien en / of gesproken hebben is dit wellicht nieuw: Ik heb niet zoveel met kinderen.

Kinderen huilen, hangen aan je, zijn jarenlang niet zindelijk, jengelen, zijn luidruchtig, druk, eisen je aandacht op, maken rotzooi... nou ja, je kunt het zelf wel aanvullen.
Dat ik zelf geen kinderwens heb is mijzelf reeds een jaar of 15 duidelijk. Dat mijn geliefde geen kinderwens heeft is zodoende verdomd handig. Dat wij samen geen kinderwens hebben, is na een jaartje of drie-en-half zelfs tot mijn moeder doorgedrongen.

Het is niet zo dat ik een hekel heb aan kinderen. Ik heb er gewoon niet zoveel mee. Dat maakt mij dan ook absoluut ongeschikt als potentiële moeder, maar wellicht maakt mij dat ook wel helemaal niet zo’n leuke tante, bedenk ik me wel eens. Uiteraard ga ik altijd braaf op kraamvisite wanneer een schoonzus of vriendin een kleine heeft geworpen. Ik ben bang dat ik echter – meer dan eens – opgemerkt heb dat ik het wurm niet persé op schoot hoef. (lees: bij voorkeur niet). Een ander nummer uit mijn vaste repertoire is ‘Ik pas niet op, zolang ze nog niet zelfstandig naar het toilet kunnen, hoor!’ (niet nodig om uit te leggen dat ik eigenlijk nooit gevraagd word om op te passen, toch?) Soms denk ik wel eens dat ik maar beter niet op kraamvisite zou kunnen gaan, maar dat zou dan weer als onvoldoende belangstelling voor de ouders in kwestie kunnen worden geïnterpreteerd en dat zou ik zeker niet willen. Ik begrijp dat zo’n kind belangrijk is voor de ouders, ik begrijp dat die ouders hun kleine wurm als het liefste, mooiste, vertederendste wezentje ter wereld zien en als centrum van hun kersverse bestaan als ouders. Voor mij is het echter een baby, gewoon een baby. Ik kijk in de wieg en ik denk; Goh, een baby. Omdat de ouders mij lief zijn, wil ik dan soms nog wel even opmerken dat het een leuke baby is.

En toch.... een heel enkele keer... zie ik een kind en dan doet het me iets. Vanmiddag nog. Op deze prachtige lente middag, slenterde ik door een zonovergoten Den Bosch, van de Appie Heijn richting huis. Ik wandelde langs een voortuintje waarin twee meisjes van een jaar of zes of zeven aan het spelen waren. Beiden hadden een glazen potje in hun hand, met daarin – voor mij zichtbaar – wat blaadjes. De meisjes zaten op hun knietjes, hun blik strak gericht op het struikgewas. Totaal verrukt merkte één van hen een rups op, of een lieveheersbeestje, of..... ik heb eigenlijk geen idee. Ze riep haar vriendinnetje “Kom eens kijken, hier zit er weer eentje!” Vol enthousiasme kroop het ander meisje ernaar toe. Ongetwijfeld hebben de meisjes hun vondst in dat glazen potje gedaan (ik twijfel er niet over dat er gaatjes in de deksels zaten), hebben zij nog meer beestjes gevangen en bewaakten zij ‘hun diertjes’ met volle overgave.
Die verrukking en verwondering, die je eigenlijk alleen bij kinderen tegenkomt, vind ik prachtig! Alleen kinderen kunnen in extase raken van zoiets alledaags als een lieveheersbeestje. Alleen kinderen lijken te zien hoe mooi de kleinste details van onze natuur zijn. Kinderen worden niet gehinderd door enige kennis; zij zien de dingen zoals ze zijn. Ik bewonder dat in kinderen en misschien ben ik zelfs wel eens een beetje jaloers. Dan herinner ik mijn eigen kindertijd en weet ik weer dat ook ik ooit die verwondering heb ervaren.

Een enkele keer komt dat gevoel van toen weer een beetje bovendrijven. Meestal gebeurt dat in de lente. Als de narcissen weer gaan bloeien, de zon mijn koude lijf verwarmt, de vogeltjes weer gaan fluiten en de lammetjes weer huppelen in de wei. Die lammetjes.... die geven eigenlijk wel het ultieme gevoel. Daar kan ik uren naar kijken! Vol verwondering.
Volgende week zondag is het ‘Lammetjesdag’. Een oud-collegaatje van me heeft een schapenboerderij en wij gaan daar huppelende lammetjes kijken*. Iets in mij overweegt om mijn kleine nichtjes mee te vragen om samen met hen die verwondering te ervaren. Maar dan wel mèt hun ouders natuurlijk..... anders lijkt het teveel op oppassen.

*) Naast het bekijken van lammetjes, is ook het ophalen van onze reeds bestelde koteletjes doel van de excursie. Zelf ben ik nog steeds aan het wennen dat ik het object van mijn verwondering ga verorberen en misschien dat ik de eventueel aanwezige nichtjes maar beter niet kan hinderen met enige kennis over het verband tussen de huppelende wolbolletjes en een versgebraden stukje vlees.