Posts tonen met het label Blogarchief. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Blogarchief. Alle posts tonen

woensdag 25 april 2012

Brief aan SchuinBovenBuurvrouw

Geachte mevrouw DeSchuinBovenBuurvrouw,

Deze week vonden wij wederom een brief van uw hand in onze brievenbus. Graag willen wij ons antwoord hierop beginnen met het wegnemen van een misverstand: u stelt in uw brief dat wij aan uw verzoek hebben voldaan. Ik moet u hierin teleurstellen; wij hebben slechts gedaan wat wij reeds van plan waren. Namelijk het duivennest en bijbehorende substanties van ons balkon verwijderen.

In uw brief stelt u tevens dat wij niet alles hebben verwijderd. Dit ziet u verkeerd. Wij hebben wel degelijk alles verwijderd. Ook hebben wij de duiven vriendelijk doch dringend verzocht zich niet meer op ons balkon te vertonen. Helaas hebben zij hieraan geen gehoor gegeven. Dit heeft als resultaat dat ons balkon niet meer zo spik en span is al een maand geleden.U vraagt zich in uw brief af of wij wellicht de tijd kunnen vinden om het balkon nogmaals schoon te maken. Daar raakt u een gevoelig punt. U bent misschien vergeten hoe het was om een voltijd baan buitenshuis te hebben (hoewel ik kans groter schat, dat u dat genoegen nooit heeft mogen ervaren).
Wij zien in alle eerlijkheid niet hoe wij de tijd kunnen vinden om ons balkon te allen tijde schoon en duifvrij te houden. Want dat is uiteindelijk het probleem: onze gevleugelde gasten blijven terugkomen, tenzij wij hen met gaas en/of elektriciteit de toegang ontzeggen. Een maatregel die ons te ver gaat.

Misschien, mevrouw DeSchuinBovenBuurvrouw, kunt u ons hiermee helpen. Misschien kunt u als levende vogelverschrikker ons balkon bewaken tegen het gevleugeld gespuis. Volgens ons bent uitermate geschikt voor een dergelijke functie. Uw uiterlijke kenmerken, in combinatie met uw scherp oog en uw overvloed aan tijd maken u dè persoon voor de baan.
Tenslotte zijn wij nog benieuwd naar één ding: kunt u ons vertellen hoe het kan dat u, als enige Nederlander in het huidige lenteweer, overlast kunt ervaren van vliegen en insecten op uw balkon?

Hoogachtend,

De bewoners van het appartement schuin onder u

maandag 30 januari 2012

Lustrum

Ik stapte vanmorgen op de fiets en keek om me heen. De wereld was bedekt met een laagje wit. Is het toeval? 30 januari. Sneeuw. Hoor ik daar Abel zingen…?

Vandaag is het precies vijf jaar geleden. Ik stapte in mijn Ka-tje (die ik nu niet meer heb), reed naar Karin’s huis (waar ze nu niet meer woont), waar we in het busje stapten van Wendy’s werkgever (waar ze nu niet meer werkt). Richting Oostenrijk. Negen vrouwen. Vriendinnen? Toen nog maar nauwelijks. De meesten had ik hooguit twee maal ontmoet. Maar daar ging ik. Mijn sprong in het diepe, mijn stap in de bus….

Nu zijn we vijf jaar verder. Wat is er veel veranderd in die vijf jaar; woning, werk, relatie… onze levens in beweging. En al vijf jaar delen we dat met elkaar. Via de wondere wereld van het web, maken we nog altijd onderdeel uit van elkaars leven. En ook offline, als we het ingepland krijgen.

Vanmorgen op de fiets bedacht ik me hoe bijzonder ik dit vind. Hoe fijn dat ik deel mag uitmaken van deze groep unieke vrouwen. Hoe heerlijk ik de grapjes en oneliners vind. Hoe die rare wijven altijd weer een grijns op mijn gezicht kunnen toveren.

Lieve Barbara, Danny, Joyce, Karin, Kim, Linda, Myriam en Wendy… fijn dat ik jullie vriendinnetje mag zijn!

vrijdag 11 november 2011

Als een trein!

Het is iets na elf uur. Mijn vriendinnetje Karin zet me af op Haarlem Centraal, na een geweldig leuk feestje in een buitenwijk van deze Noord-Hollandse stad. Kort daarvoor was ik nog door diverse mensen met enige verbazing aangekeken. De trein? Helemaal naar Den Bosch? Zou ik niet liever blijven slapen ofzo?
Ik ben eraan gewend. Voor veel mensen is de trein geen logisch vervoermiddel. Voor mij wel; ik check in, ga zitten en laat me rijden. Met een wijntje achter de kiezen, tijdschriftje erbij, Facebook op de slimmefoon om nog wat napret te beleven; er zijn ergere manieren om de terugreis te beleven.

Nu weet ik dat er geplande werkzaamheden zijn tussen Haarlem en Amsterdam. Dat had ik al ruim van te voren gelezen op mijn NS-app. Ik weet dus dat de gebruikelijke één-uur-en-twintig-minuten-reistijd dit weekend niet haalbaar is. Ik reken er ook op dat ik op Haarlem CS – net als op de heenweg - in de bus moet stappen.

De NS-app adviseert anders: U zult via Leiden, Den Haag en Utrecht reizen. Vertrek 23.27, aankomst 1.25. Ik vind de genoemde reistijd redelijk, dus ik stap in. Het is de sneltrein naar Breda, maar ik moet er in Leiden alweer uit. Even twijfel ik. Breda is ook Brabant; het klinkt zo lekker dicht bij huis. Zal ik...? De NS-app vertelt me dat me dit een halfuur extra reistijd oplevert. Niet doen dus.

De reis naar Leiden verloopt voorspoedig en ik stap over op de sneltrein naar Den Haag CS. Wanneer de trein Den Haag nadert klinkt een onheilspellende stem in gebroken Nederlands. Er klinkt iets met bovenleiding, wachten en geen perron beschikbaar. Iets nerveus houd ik mijn horloge in de gaten. Dit duurt te lang. Wat als ik mijn aansluiting mis? In de NS-app zoek ik naar alteratieven. Als pas na kwart over twaalf aankom, kan ik in de trein stappen richting Leiden en via Schiphol reizen... Huh? En dan ben ik tegen half vier in Den Bosch... Huh?! Ik voel een lichte paniek.
Als ik op Den Haag CS uit de trein stap is de intercity van 00.08 in principe vertrokken. Ik ren toch naar het perron. Er staat een trein. Maar er staat niets op het bord. Een jongedame staat met een groepje NS-personeel te praten. Net als ik aan kom lopen, rent zij naar de trein. ‘Gaat deze naar Utrecht?’, vraag ik haar. Ze antwoordt bevestigend. De deur van de trein gaat echter niet open. En de volgende ook niet. ‘Daar aan het einde van het perron, daar staat een deur open!’, roept ze. Samen rennen we naar die open deur. Net op tijd stappen we in. De trein vertrekt en mijn kersverse reisgenote is opgelucht. Utrecht is haar eindstation. Het mijne helaas niet.

De machinist trapt het gaspedaal goed in. Hij hoopt de verloren tijd vast in te halen. Rond half één passeren we station Zoetermeer. Ik bedenk me dat ik me door Karin misschien beter hier had kunnen laten afzetten. Ondanks het hoge tempo zie ik het somber in. Om 0.57 rijden we Utrecht Centraal binnen. De intercity naar Den Bosch is om 0.55 vertrokken. Ik ren nog naar het perron, maar helaas. Ik weet dat ik nu bijna een uur moet wachten en begin mijn wandeling door de stationshal. Allereerst doe ik het loket aan. Even een ‘geld-terug-bij-vertraging-formulier’ ophalen. Ik blijk niet de enige. Ook blijk ik niet de enige wiens humeur door de service van de NS wordt beïnvloed. Er loopt een groep reizigers die naar Amersfoort had gewild en op advies van NS-personeel op een ander station via Utrecht reisde en nu niet verder blijkt te kunnen. Er zitten twee studentes die zojuist hebben vernomen dat zij niet meer in Tilburg kunnen komen. Een ouder echtpaar dat net te horen heeft gekregen pas om twintig over vier op plaats van bestemming te zullen zijn. Ook raak ik aan de praat met een wat alternatief ogende man, die een betoog houdt over de corruptie in de samenleving en dat de Spoorwegen zijn ingericht om te falen.
Wat me opvalt is dat er veel NS-personeel rondloopt. Wat me nog meer opvalt is het stoïcijnse gedrag van dat personeel. Zijn ze erop getraind nauwelijks te reageren op geïrriteerde mensen? Of zijn ze er zo aan gewend, dat ze er niet meer van onder de indruk raken?
Inmiddels ben ik het wel beu. Ik heb het koud en ik ben moe. Ik overweeg een kop koffie of thee, maar ik ben bang dat ik dan moet plassen en dat de toiletten dan dicht blijken ofzo. Ik koop waar ik altijd naar snak als ik gefrustreerd ben: drop. Maar het smaakt me niet eens.

Om tien voor twee wandel ik het perron op. Bijna zitten. Bijna warm. Bijna... oh nee, toch niet. De intercity van 1.55 blijkt een half uur vertraging te hebben. Huh?! Vervolgens besluit iemand het licht uit te doen op het perron. Daar sta ik dan; in het donker op een koud perron. Ik overweeg weer terug te lopen naar de stationshal, maar ik ben te bang dat de trein onverhoopt toch eerder komt en dat ik hem dan mis. Voor het eerst deze dag word ik boos. Vertraging kan gebeuren, maar dit kun je toch niet verkopen? Zo kun je toch niet met je klanten omgaan? Een reis die normaal gesproken nog geen anderhalf uur duurt... doe ik nu ruim drie uur over? Absurd!

Uiteindelijk arriveert de intercity en stap ik tegen drie uur uit op Den Bosch Centraal. Omdat ik niet de enige ben, duurt het nog een kwartier voor dat ik een taxi heb. Maar dan ben ik er ook. Om half vier stap ik mijn huis binnen. Te moe om nog geïrriteerd te zijn en dolblij met toilet en bed.

Nu ik weer wakker, warm en uitgerust ben, denk ik aan de volgende keer dat ik vragend word aangekeken als ik met de trein naar een feestje kom. Zal het me lukken dan weer de voordelen van het treinreizen te benoemen? Kom ik nog geloofwaardig over als ik zeg dat het echt niet zoveel langer reizen is dan met de auto? Wil ik wel klant blijven bij NS of ga ik toch maar weer sparen voor een autootje?

vrijdag 31 december 2010

Relativeren

“We zijn verdwaald, he?” 

We wandelen inmiddels een uurtje of anderhalf door de besneeuwde bossen bij Westerbork. In gedachten zie ik de krantenkop al voor me.
‘Brabants stel omgekomen in Drentse bossen’ 
Ik prijs me gelukkig dat ik net in het museumcafé toch nog die appelpunt op heb. Wie weet hoe hard ik die voedingsstoffen nog nodig ga hebben. Ondertussen begin ik mijn benen te voelen. En mijn handen. Waarom heb ik niet aan handschoenen gedacht?
“Eh ja, dat klopt,”, antwoordt hij, “we hadden er allang moeten zijn.”

Het terrein van Kamp Westerbork en het Nationaal Monument Westerbork bevinden zich op een afstand van 3 kilometer van het Herinneringscentrum. Op dagen dat het Herinneringscentrum geopend is, is er een busverbinding met het kampterrein.

We besloten te gaan lopen. Drie kilometer is niets, het is mooi weer, het bos ligt er prachtig bij in de sneeuw en na twee uur zitten in de auto is zo’n wandeling wel even lekker. En we lopen er zo naar toe. Volgens de plattegrond bij aanvang van de route tenminste.

Inmiddels zijn we ruim anderhalf uur verder. We zien geen bordjes en geen kamp. We zijn verdwaald. De lol is er nu vanaf. We hebben al ruim een uur geen mens meer gezien en we zijn het niet over eens welke richting we op moeten lopen.
Zal ik gaan huilen?
Nee, zo erg is het nog net niet...

Uiteindelijk, na ruim twee-en-half uur lopen, bereiken we de ingang van het kamp. Het eerste wat we zien zijn De Tekens van Westerbork. Vijf monumenten. Eén monument voor ieder vernietigingskamp, waar treinen vanuit Westerbork naar toe reden.

In Auschwitz Birkenau zijn meer dan 56.500 joden uit Nederland en meer dan 200 Sinti en Roma uit Nederland vermoord.

Daar word ik stil van.
Steeds weer word ik daar stil van.
Wat zeur ik toch over zere benen en koude handen.
Wat maak ik me toch druk over onbenullige dingen.

We lopen verder.
De gruwelijkheden lijken te zijn afgedekt met een dikke laag sneeuw.
‘Zo koud moet het hier in de winters van 1943 en 1944 ook geweest zijn.’ gaat er door me heen.
We lopen langs afbeeldingen van postkaarten. Kaarten die vanuit de treinen geschreven zijn. Wat ons verbaast, zijn de teksten van hoop en goede moed. Hadden deze mensen enig idee dat zij hun dood tegemoet reden? Wist de leiding van dit kamp eigenlijk waar zij deze mensen naartoe stuurden? Steeds weer verbaas ik me over de gruwelijkheid, maar ook het vernuft en de efficiency waarmee deze afschuwelijke operatie werd uitgevoerd.

We wandelen verder naar het Nationaal Monument Westerbork, de omhoog gekrulde treinrails.
‘Hier vertrok de trein, hier op dit station’
Vanaf dat moment laat die tekst me niet meer los. Stef Bos moet hier hebben gestaan toen hij dat lied schreef.

De schemering valt in. Met het museumbusje rijden we terug. We kopen nog wat boeken over de oorlog en het nazi regime en beginnen met onze reis terug naar Den Bosch. Terug naar ons gewone, veilige leventje.

Ik heb mijn portie relativeren weer gehad. Ik ben me weer bewust van mijn vrijheid. Van hoe goed ik het heb. Dat heb ik soms nodig. Maar het is meer dan dat. Dit stukje historie fascineert me. Ik zoek het op. Steeds weer. Het Bevrijdingsmuseum, Kamp Vught, Het Joods Museum in Berlijn, het Oorlogs- en Verzetsmuseum, boeken, films... Alsof ik het ooit zal kunnen begrijpen. Als ik er maar genoeg over zie, lees, beleef. Zal ik het dan ooit begrijpen?

Ik hoop het niet.

woensdag 8 september 2010

Op tijd

Of: Wat we deze vakantie allemaal niet gezien hebben.

"Joh, deze winkels zijn niet open. Wat vreemd. We zijn toch op tijd?"
"Ja, absoluut. Het is nog geen elf uur..."


Terwijl we verder lopen van ons hotel naar het oude centrum van El Puerto de Santa Maria, merken we tot onze verbazing dat alle winkels dicht zijn. Veel cafeetjes ook trouwens. Op een woensdagmorgen. Net nu we deze morgen eens de wekker hadden gezet. Oh ironie. In gedachten plaats ik al een nieuwe www op mijn hyves... tot ik een patroon opmerk.

Allereerst: ik houd van Spanje. Ik houd van het weer, van de sfeer, het eten, de wijn (de sherry wat minder), de relaxedheid afgewisseld met het temperament... Sommige ritmes lijk ik maar niet onder de knie te kunnen krijgen. Dineren om half elf bijvoorbeeld. Of die siësta... Het basisprincipe is me duidelijk. Op het heetst van de dag doe je zo min mogelijk. Maar wij hebben vakantie. Dus wij worden zo rond tien uur eens wakker. We redden het net om voor elf uur de ontbijtzaal te verlaten. Dan rommelen we nog iets aan in onze suite (we hebben een heuse suite!) en drinken op ons gemak een kopje café con leche op een terrasje. En zodra we besluiten om in onze tijdelijke hometown een bezienswaardigheid te bezoeken: Siesta! Kathedraal dicht. Kasteel dicht. Bodega's dicht. Winkels dicht. Dus belanden we weer aan het zwembad, met een boekje en een drankje. Niks mis mee overigens.

Natuurlijk begeven we ons ook buiten de stadsgrenzen van Puerto Santa Maria. Zo besloten we afgelopen maandag voor de tweede maal het prachtige Sevilla te bezoeken. Het vergt even wat voorbereiding: wekker zetten, treintijden bestuderen en natuurlijk op tijd richting het station wandelen. Een kwartier voor vertrek komen wij aan in de stationshal. De rij voor het loket - kaartjes voor de Media Distianca kunnen niet uit de automaat getrokken worden - lijkt mee te vallen: slechts vier wachtenden voor ons. Een van de reizigers voor ons voert een verhitte discussie met de man achter het loket. Dit duurt en duurt. De wijzers op de klok tikken verder. Eenmaal vooraan in de rij, richt ik het woord tot de loketbediende: "Two tickets to Sevillia, please." De man heft zijn hand op. Met zijn andere hand pakt hij een microfoon. Door het station galmt - naar ik vermoed - de aankondiging van het vertrek van de Media Distianca van 9.26 uur. Dan richt de man zich weer tot mij. Hij ratelt enkele spaanse zinnen, waarin hij zonder twijfel allervriendelijkst uitlegt dat hij geen kaartjes meer heeft voor de trein van 9.26.
Ik ben iets geïrriteerd. "Muchos Gracias!" roep ik nog, op een manier die vermoedelijk geen dankbaarheid uitstraalt. Tja, wat zal ik zeggen... voor mijn eerste kop koffie ben ik niet op mijn best. Het goede nieuws: we hebben ruim de tijd voor een kop koffie, want de volgende trein vertrekt anderhalf uur later.
Tegen twaalf uur stappen we in Sevilla de trein uit; net op tijd om nog voor de siesta een bezoek te brengen aan de oude stierenvechtersarena. Een zalige lunch op een pittoresk terrasje in het oude centrum van Sevilla volgt daarna. We lachen om de irritaties van die ochtend. Maar hebben we er ook van geleerd?

Eh... nee.
De volgende dag staat een bezoek aan Jerez de la Frontera op het programma. Dit stadje ligt op slechts 10 minuten treinen van Puerto Santa Maria. Wekker gezet, op tijd de deur uit enzo. In onze naïviteit veronderstellen we dat de stoptreinen wel een aantal keren per uur zullen rijden. Nog naïever is dat we eerst de kaartjes uit de automaat plukken, dan door de poortjes naar het perron lopen en daar de vertrekstaat van de trein bekijken. Het is 10.06 uur. Om 10.00 uur is de trein in de richting van Jerez vertrokken. Om 11.10 vertrekt de volgende. Koffie dan maar?
Voor de tweede maal deze week bestellen we 'dos café con leche' bij het barretje tegenover het station. Tegen elven blijken onze treinkaartjes ons geen toegang meer te verschaffen tot het perron; ze zijn immers al gebruikt. Ach... trekken we voor die anderhalve euro toch een nieuwe uit de automaat!
Jerez blijkt een charmant en levendig stadje. Doel van onze wandeling is: de koninklijke rijschool (paardjes kijken!). Gewapend met plattegrond vervolgen we onze reis. Ja, daar tegenover de Sandeman bodega moeten we zijn. Nou ja, bijna dan. Dit blijkt het museum, met de aangrenzende stallen. Best geinig, maar géén dansende paardjes... Als we het museum uitlopen, zien we waar we moeten zijn. Om 13.03 uur komen we aan bij de bezoekersingang. Toegangskaartjes verkrijgbaar tot 13.00 uur, dansende paardjes om 12.00 uur. We hadden het kunnen weten. We zoeken een terrasje voor de lunch. Ook hier zo'n leuk pleintje onder de boompjes. Olijfjes, wijntje, soepje, croquetjes... ik houd ervan. Na de lunch lopen we naar het Centro Commerciale. Je raadt het al: winkels dicht. Siesta.

Vandaag zouden we de siesta weten te vermijden. We kunnen het wel, op tijd in actie komen. Vandaag bezoeken we het kasteel. Vandaag bezoeken we de winkels, waarvan wij slechts de etalage kennen.
Niet dus. Alles is dicht. Een feestdag? Ons vermoeden wordt bevestigd als we bij het kasteel aankomen. Een podium, honderden stoelen, vlaggen. Hier wordt iets gevierd! Maar het kasteel bezoeken zit er vandaag niet in. We lopen verder naar de kathedraal. Het plein is prachtig versierd. En hee, de deur van de kathedraal is open. Binnen is het druk, er klinkt een koor, drie mannen in lange jurken staan bij het altaar. Eén van hen gaat voor in gebed... de mensen op de bankjes prevelen mee. Oeps! We zijn binnengelopen in een mis. Sta ik dan met mijn slippers en veel te korte spijkerbroek. Ik dirigeer William weer naar buiten, maar kijk over mijn schouder nog even naar binnen. Mooie kerk, wel!

Vandaag is het feest hier. Ik weet niet waarom. Nog niet. Onze plannen wijzigen. Weer. We liggen weer aan het zwembad. Zijn we goed in. Vanavond doffen we ons op en gaan we het feestgedruis in! Leuk! Als we op tijd zijn tenminste...

vrijdag 25 juni 2010

Dertig

In mijn achttien jaar oude koekblik rijd ik die morgen naar kantoor. Het is een ochtend als iedere ochtend. Alweer vier jaar werk ik bij dit kleine marketing bureau. Uitdagend is het allang niet meer. Wel gezellig en gemakkelijk. Ik open als eerste de deuren van het kantoor en loop naar mijn bureau. Mijn stoel is versierd. Het is mijn verjaardag. Ik word dertig.

Mijn collega’s komen één voor één binnen. Drie stuks in totaal. Ik neem de felicitaties in ontvangst en serveer koeken bij de koffie. Vervolgens gaan we aan het werk. Het is een dag als iedere dag.
Om twaalf uur gaat de bel. Ik open de deur en zie tot mijn grote verrassing mijn twee beste vriendinnen op de stoep staan. Kartonnen hoedjes schreeuwen ‘30 jaar!’. Met een enorme picknickmand in de hand lopen ze het kantoor binnen. Champagnekurken knallen. De tafel wordt gedekt en met mijn collega’s en mijn beide vriendinnen, doe ik me te goed aan verse broodjes, jus d’orange en aardbeien. Het is mijn dertigste verjaardag, die konden ze toch niet zomaar voorbij laten gaan?

Zodra ik de uitgebreide lunch achter de kiezen heb, reikt één van mijn collega’s mij mijn jas aan. “Veel plezier vanmiddag!”, zegt hij. Stomverbaasd word ik achterin de auto van mijn vriendin gezet. Een uurtje later stappen we uit bij een prachtig saunacomplex. Met z’n drieën brengen we mijn verjaardag door. Het is een heerlijke dag. We genieten met volle teugen en we praten wat af. Over ons leven, onze liefdes. Over het jarenlange vrijgezellenbestaan dat achter ons ligt en de prille liefdes die we toevallig op dat moment alle drie beleven. Het is een bijzondere dag. Niet omdat ik dertig ben geworden, maar omdat ik deze dag doorbreng met twee mensen die me zo dierbaar zijn.

Inmiddels ligt mijn vijfendertigste verjaardag alweer achter me. Een verjaardag die ik doorbracht met andere mensen, in een andere stad, bij een andere werkgever. Vijf jaar na mijn dertigste verjaardag woon ik samen met mijn prille liefde van toen. We hebben een koophuis, een leasebak en geld op de spaarrekening. Ik heb een uitdagende baan binnen een groot bedrijf en doe waarvoor ik ben opgeleid. En... ik denk regelmatig met heimwee terug aan die tijd toen alles nog voor me lag…


- Inzending Viva Columnwedstrijd juni 2010-
Dertig… De een wil het niet worden en de ander kijkt ernaar uit. Maar is het nu zó erg om dertig te zijn? 30 wordt gezien als een grote mijlpaal. Hét moment waarop je gaat nadenken over wat je hebt bereikt en wat je nog wilt. Op deze leeftijd ligt de toekomst nog voor je open en heb je waarschijnlijk ook al van alles bereikt. Op Viva.nl kun je nu je eigen column uploaden. Doe je dat dan maak je niet alleen kans op je 15-seconds of fame, je maakt ook kans op leuke prijzenpakketten!

zaterdag 1 mei 2010

Vergissing

Als ik de koelkast opendoe, zie ik twee blikken Danerolles liggen. Mijn gedachten dwalen even af.

Misschien wilde je komende zondagmorgen croissantjes bakken. Ik zie helemaal voor me hoe je met je twee kleine meiden het deeg oprolt en door het raampje van de oven kijkt hoe ze zich tot goudgele croissants ontwikkelen. Of misschien zou je volgende week zondag wel ontbijt op bed krijgen; dan is het immers moederdag.

Maar dat gebeurt niet.
Alles is nu anders.
Eén seconde.
Een auto.
Een autosnelweg.
Eén moment.
Een vangrail.
En dan niets meer...

De gruwelijkheid dringt nog niet helemaal door.
Ik denk er wel aan - ik doe niets anders - maar het daalt nog niet in.
“Best jammer dat mama nu dood is.” hoor ik je jongste dochtertje zeggen.
“Als mama niet meer terugkomt, moet jij dan nu poetsen, papa?” vraagt je oudste dochtertje later.
Ik weet niet goed of ik moet glimlachen of in huilen uit moet barsten. Ik kies voor het eerste, maar de knoop in mijn maag vertelt me, dat het net zo goed de tweede optie had kunnen zijn. De kinderlijke onbevangenheid van je twee meiden, maakt het verdriet even iets luchtiger. Tegelijkertijd maken juist die twee kleintjes dat dit zo f*cking oneerlijk is!

Ik zal je missen, dat sowieso. Maar de pijn in mijn hart wordt vooral ingegeven door de gedachte aan mijn broer en zijn twee meiden. Zijn meiden - jouw meiden - die nu zonder moeder moeten opgroeien. En mijn broer, die achterblijft met een gebroken hart.

God heeft zich weer een keer vergist.

zondag 28 februari 2010

Sneeuw

Ik herinner me nog heel goed mijn allereerste skivakantie. Februari 2002.
Wat ik me alleen niet meer zo goed herinner, is waarom ik me eigenlijk heb laten overhalen om op skivakantie te gaan. Ik ben namelijk niet sportief, houd niet van kou en nattigheid, ben op vakantie liever lui dan moe en van carnaval-achtige toestanden moet ik niks hebben. Ergens in een vlaag van verstandsverbijstering moet ik hebben toegezegd mee te gaan.

Maar die eerste skivakantie staat in mijn geheugen gegrift. Dat is overigens niet, omdat ik meteen verkocht was.... integendeel zelfs. Natuurlijk, die apres- ski had ik zo onder de knie en iedere overeenkomst met carnaval wordt door mij stelselmatig ontkend. Maar met dat skiën bleek ik bepaald geen natuurtalent. Dit zal ook wellicht te maken hebben met de in de vorige alinea benoemde a-sportiviteit van ondergetekende. Maar er speelde meer dan alleen de totale afwezigheid van lichamelijke conditie: angst. Onvervalste allesoverheersende angst. Ik zie mijzelf nog staan. Ergens halverwege dag drie, boven op een enorme berg (een uitermate toegankelijk categorietje blauw, naar alle waarschijnlijkheid) ... brullend van de pijn en de angst, of van de angst en de pijn. Mijn benen wilden niet meer, mijn knieën voelden alsof ze het ieder moment konden begeven en ik keek naar beneden. Ik kon niet terug omhoog, ik moest naar beneden. Maar ik kon niet. Ik wilde niet. Ik durfde niet. ‘Ik wil dit niet! Waarom wil ik dit?! Waarom sta ik hier?! Waarom honderden euro’s spenderen om mijzelf zo te pesten?! Ik wil dit niet! Hulde voor de skileraar die mij naar beneden wist te praten.
Op dat moment was het voor mij zo duidelijk. Dit nooit meer!

Maar er volgde nog een dag. En nog één. En ergens aan het einde van dag vijf ging ik met een ongekende soepelheid (dringend verzoek aan de destijds aanwezige getuigen, mij deze dichterlijke vrijheid te gunnen ) de blauwe pistes af. Onderaan de piste wierp ik een blik omhoog. ‘Daar ben ik toch maar mooi vanaf komen skiën!’ Dat gevoel van trots en overwinning vergeet ik nooit meer!
De laatste dag op de piste was zonder skileraar, zonder klasje. Met Michel, die ieder gebrek aan techniek, ruimschoots compenseerde met een totaal gebrek aan angst. En met Marscha, de in mijn ogen doorgewinterde skiër, die ons van berghut naar berghut leidde. This is the life! Hier doen we het voor. Volgend jaar weer!’

En dat deed ik. In ander reisgezelschap dit keer, met één constante factor: Marscha. En het jaar daarna weer, ditmaal alleen met Marscha. De soepelheid waarmee ik de berg afkwam vertoonde een licht stijgende lijn, de angst een licht dalende. De lijn van de lol die we samen hadden was vanaf dat moment een constante. De lol in de apres ski bar is fenomenaal. Maar niets haalt het bij het gevoel van samen op een berg, in het zonnetje, uit te kijken over het skigebied. ‘Slecht leven he?’ ‘Ja, slecht leven...’’ Een traditie was geboren. Mars en ik en de sneeuw. Volgend jaar weer?!

Slechts één keer ben ik van de traditie afgeweken. In de winter van 2007. Hoe ik ertoe kwam om met dit gezelschap naar de sneeuw te vertrekken, zal ik nooit vergeten. Dit was even absurd als bijzonder. Ergens in een hoekje van het wereld wijde web hield een groepje vrouwen zich op. In deze digitale wereld deelden zij delen van hun leven. Online vriendschappen ontstonden en groeiden uit tot echte ‘reallife’ vriendschappen. En in dit hoekje van het web opperden twee dames om eens gezellig met zijn allen naar de sneeuw te gaan. Ervan overtuigd dat dit een fantasietrip of grap was, meldde ik mij spontaan aan. Verbazing allom toen ik een email ontving, met de reisspecificaties en de vraag of ik akkoord ging en me definitief wilde aanmelden. Eh... ja!
De dag dat ik met deze acht dames ‘de bus in stapte’, voelde ik me alsof ik bovenop een berg stond. Ik kon niet terug. ‘Wil ik dit? Ja, dit wil ik.’ Verstand op nul en gaan! Ook deze vijf dagen staan in mijn geheugen gegrift. Zoveel lol, zo’n bijzondere band onderling. Vijf dagen lang voelde ik me alsof ik in een andere wereld was. Ik keek om en dacht ‘Dat heb ik toch maar mooi gedaan!’

Over twaalf dagen vertrek ik weer naar de sneeuw. Samen met Marscha zet ik de traditie voort. Al weken kijk ik uit naar de sneeuw, het plezier, de gesprekken onderling en het gevoel van overwinning dat steeds iets meer terrein wint van de angst. Samen gaan we nieuwe herinneringen maken.
Mijn acht vriendinnen van het wereld wijde web neem ik ook mee. In mijn hoofd en in mijn hart.
Op naar de sneeuw, waar vriendschappen groeien, herinneringen bloeien en angsten overwonnen worden.

zondag 13 september 2009

Generaties

Mijn legergroene worker ligt nog op de stoel, waar ik hem woensdag na het Coldplay concert heb achtergelaten. Wassen leek me tamelijk nutteloos. Ik zoek er een t-shirt bij, met een grappig bedoelde opdruk. Ik vul het geheel aan met mijn zwarte Dr. Martens en bind een zwart vest om mijn middel.
Ik ben er klaar voor.
Appelpop 2009.
Festivals... ik houd er zo van.
En Appelpop is al jaren één van de favorieten.
Appelpop is gratis en het vindt plaats in het centrum van De Betuwe. Die twee gegevens maken de sfeer van dit festival. Oja, en de muziek natuurlijk.

Vroeg in de middag nemen we plaats in het grasveldje, tussen twee podia in. Met de zon in ons gezicht en onder het genot van een spaatje blauw (jawel, ook 34 blijkt nog niet te oud om te leren) slaan wij de overige bezoekers gade. De verscheidenheid aan mensen verbaast ons ieder jaar weer. Gezinnen met kinderen, pubers, ouwelullen...
Mijn blik dwaalt steeds af naar de tieners en twintigers die in grote getale op het festival zijn afgekomen. Er zijn trutjes, nerds, alto’s, gothics, boeren en zelfs hier en daar een verdwaald hockeymeisje. Bij het zien van de alto-meisjes bekruipt me een gevoel, dat het midden houdt tussen nostalgie en jaloezie. Als ik die leeftijd had, zou ik er ook zo uit zien. Het stomme is dat ze er eigenlijk niet uitzien. Hun kleding lijkt erop uitgezocht, dat het precies niet met elkaar matcht. Hun haar zit gemaakt in de war en hun make-up accentueert bepaald niet hun schoonheid. Hun moeders schamen zich waarschijnlijk diep. Maar ze zijn jong, dus ze kunnen het hebben. Dus ze lopen niet voor schut. Hun uiterlijk is een statement. En ik vind het prachtig. Ik vind hen prachtig.
Ik merk dat ik het mis.
Jong zijn.
Ik herken in hen mijn verleden en ik mis het.
Een beetje...

Enkele uren later staan we in een overvolle feesttent als de Golden Earring het podium betreedt. Het publiek is gevarieerder nu. Op de schouders van een vader zit een jongetje van een jaar of vier. Diverse bezoekers hebben de leeftijd van mijn moeder. Of ouder.
Voor ons staat een groepje vrouwen. Ze zijn vermoedelijk een jaar of tien ouder dan wij. Hun haren in een praktisch kort kapsel. Een kleding onmiskenbaar van Miss Etam. Met streepjes. Vormloze driekwartbroeken om hun net iets te ver uitgedijde achterwerken. Ze genieten van het optreden. Hun bewegingen lijken een mix van de weense wals, jaren 70 disco en de polonaise.
Zij zijn mijn schikbeeld. Zo wil ik nooit worden. Steeds als ik een vrouw zoals hen zie, komt dat bij me op. Dit kan toch niet mijn toekomst zijn?
Gelukkig ben ik nog een beetje hip. Een beetje stoer. Toch?
Ineens lijk ik buiten mijzelf te treden en kijk ik eens goed. Een 34-jarige vrouw in een legergroene worker met nep-kistjes eronder. Hard meezingend, de halflange haren heen en weer schuddend op de maat van de muziek en fanatiek luchtgitaar spelend. En ik moet in mijzelf zo hard lachen. Om mijzelf.
Wat zullen die tieners en twintigers wel niet denken als ze deze ouwe taart zich zo zien aanstellen? Ben ik hun schrikbeeld?
En... zo ja... is dat erg dan?

Zodra de laatste band haar laatste noten heeft gespeeld lopen we terug naar de parkeerplaats. We hebben weer genoten. Ik stap in de auto en .... krrrrrak.... een scheur van zo’n tien centimeter in mijn ouwe trouwe worker. Is dit een teken?
Gelukkig heb ik nog een maandje of zeven voordat het festivalseizoen weer begint. Kan ik me nog even beraden op een nieuwe outfit. Een outfit geschikt voor iemand van mijn generatie.

(Nou ja, eigenlijk ben ik alweer online winkels aan het afgaan, waar ze workers verkopen, in mijn maat, de juiste kleur en voldoende zakken aan de zijkant voor telefoon, portemonnee en drankbonnetjes.)

dinsdag 18 augustus 2009

Verslaafd

‘Ik mag geen suiker van de dokter. Niet dat de dokter mij niet aardig vindt. Maar toch mag ik geen suiker van de dokter.’

Deze zinnen dolen alweer een hele dag door mijn hoofd. Ze zijn afkomstig uit een sketch van Herman Finkers. (Het Twentse accent hoor ik er automatisch bij.)
‘Ik mag geen suiker van de dokter’
Nu heeft mijn dokter mij niets gezegd over suiker. Sterker nog; ik ken mijn dokter niet eens. Ze heeft ook geen reden om tegen mij te zeggen dat ik geen suiker mag. Ik heb immers geen diabetes. En ze is ook mijn moeder niet. (In dat geval zou ze overigens wel kunnen zeggen dat ik geen suiker mag, maar zou ik het lekker toch eten)
Ik mag geen suiker van de orthomoleculair voedingsdeskundige. De wat? Eh, nou orthomoleculair voedingsdeskundige dus. Nog nooit van gehoord? Wat raar! Ik ga het ook niet uitleggen; je googelt maar gewoon, zoals ieder normaal mens.
Maar... ik mag dus geen suiker.

Ik wist het natuurlijk al lang.
Michel Montignac vertelde het me tien jaar terug al. Suiker is vergif.
Ik geloofde Michel op zijn woord toen. Een halfjaar lang.
Daarna werden suiker en ik weer dikke vrienden en dat zijn we gebleven.
Suiker maakt dat er koekjes zijn. En dropjes. Suiker zorgt er voor dat er taart bestaat. Toetjes. Chocolade.
Ik houd er zo van.

Ik mag geen suiker meer.
Zo zei ze het echt, gisteravond.
“Je mag alles eten, als er maar geen suiker aan toegevoegd is. En je begint ermee tijdens je vakantie.”
“Ow, dus ik mag wel gewoon pasta’s? En pizza’s?”
“Ja hoor, geen probleem.”
“En wijn?”
“Wijn is nog niet zo heel slecht.”
“Maar dus geen ijs?”
“Nee.”
“Helemaal geen toetjes eigenlijk.”
“Klopt. Zelfs fruit kun je beter even laten staan. En vruchtensap.”
“Ow...””
“Tja, suiker is een echte verslavende stof. Je zult echt moeten afkicken en het kan best een maand of drie duren voordat dat lukt.”
“Ow...””


Moet kunnen, dacht ik nog even. En als ik er uiteindelijk echt meer energie van krijg, is het het wel waard, toch? Zo moeilijk kan het toch niet zijn? Ik ken genoeg mensen die geen zoetigheid eten. Die kunnen dat toch ook?

Maar langzaam dringt het tot me door.
Ik ben verslaafd.
Suiker is mijn drug.
Ik ben een onvervalste suikerjunk.

Ik heb visioenen van versgebakken appel-notentaart van de V&D. Nu al.
Brownies van de Bagels & Beans. Het zakje drop op het aanrecht. Zelfs het pak Cruesli in de keukenkast lonkt. Hagelslag. Kokosbrood. Eierkoeken.

Mag niet!
Ga af, Ari!

Ik mag geen suiker van de dokt...… nee... Ik mag geen suiker van mezelf!
Niet dat ik mijzelf niet aardig vind. Maar ik mag geen suiker van mij.

Het wordt een droevig afscheid.
Suiker... Ik mis je nu al!

dinsdag 17 februari 2009

Rood

De kleur rood zal u geluk brengen

Die zin vond ik in het gelukskoekje dat ik op de eerste werkdag van dit jaar verorberde. Dat kon geen toeval zijn. Ik was juist op dat moment bezig de bontgekleurde huisstijl van mijn kersverse werkgever, terug te brengen naar een sterk en sprekend rood. Ook had ik net drie dagen daarvoor een prachtig nieuwe fiets van de zaak uitgezocht. Een rode!

Rood is mijn kleur! Dat kan niet missen. Rood en ik horen bij elkaar.
Zo loopt de kleur rood al jaren als een - jawel - rode draad door mijn leven.
Ik groeide op in, wat ze noemen, een rood nest. Een familie waarin we ons druk maakten over dat de rijken steeds rijker werden en de armen steeds armer.
Vanaf mijn puberteit was rood de kleur van mijn banksaldo. Aan het einde van mijn geld altijd een stuk maand over. Periodes van beknibbelen wisselde ik af met het vullen van gaten met gaten, waarop ik weer moest gaan beknibbelen. Armoe troef.
Het duurde enige jaren voor ik mijn met gaten gevulde gaten, daadwerkelijk had weten te vullen. Het gevoel van armoede bleef nog een tijdje hangen, omdat het me ondanks een redelijk inkomen steeds maar niet lukte de eindjes aan elkaar geknoopt te krijgen. Op één of andere manier paste het ook wel bij mij. Rood was immers mijn ding.

Vandaag had ik echter een vreemde gewaarwording. Ik las op Telegraaf.nl (ja, dat is op zich al een vreemde gewaarwording) een artikeltje met de titel ‘Skigebieden overvol met Nederlanders’. Nu ga ik over een paar weken skiën in Oostenrijk èn ik ben Nederlander, dus die titel trok mijn aandacht. Er volgde een verhandeling over de goede sneeuwcondities dit jaar en de stijging in wintersportgangers. Echt interessant werd het pas bij het lezen van de reacties. Genuanceerd als altijd volgde een discussie tussen degenen die zich al jaren geen uitje konden veroorloven en een enkele wintersportganger die aangaf zich door hard werken deze vakantie wel te kunnen veroorloven.
Het fijne aan die ongenuanceerde Telegraaf discussies is dat de wereld altijd zo overzichtelijk zwart / wit wordt geschetst. En ik dacht terug aan die tijd, in dat felle rode nest, waarin mijn wereldje ook zo overzichtelijk zwart / wit was. Wij, die het krap hadden, gaven af op ‘hun’, de rijken. Wat was het zo oneerlijk verdeeld! Maar ook zo duidelijk....

Ik las die reacties op dat artikel en ineens kwam het bij me op. “Shit hee, ik ben er eentje geworden! Ik ben één van de ‘rijken’!
Ben ik dan zo rijk? Mwah, niet echt. Rijkdom is relatief natuurlijk en de waarheid is genuanceerder dan een doorsnee reactie op de Telegraaf website. Ik sta nog met regelmaat rood en ben nog altijd genoodzaakt keuzes te maken. Maar ik kàn ervoor kiezen dit jaar een weekendje naar Brugge te gaan, een weekje naar Oostenrijk en twee weken naar Sicilië. Ik kan ervoor kiezen iedere maand een keer uit eten te gaan. Ik kan ervoor kiezen concerten en theatervoorstellingen bij te wonen. Ik kan ervoor kiezen een gsm abonnement af te sluiten, waar ik een gratis G1 Android telefoon bij krijg. Ik kan ervoor kiezen een flesje synthetische feromonen van 30 euries aan te schaffen , om te voorkomen dat mijn poes over mijn 200-euro-laarzen haar plas doet. Hoewel ik er andere dingen voor moet laten, is het wel een enorme luxe om zulke keuzes te kunnen maken.
Het is eigenlijk absurd; Nederland roept de recessie uit en ik ben nog nooit zo rijk geweest als nu.

En daar is ie dan; het nieuwe kleurtje rood.... het schaamrood op de kaken. Ik heb het zo goed, terwijl zoveel mensen het met veel minder moeten doen. Ik lijk te zijn overgestapt naar de andere kant.

Vind ik het nog steeds oneerlijk verdeeld in de wereld? Jazeker.
Vind ik het oneerlijk dat ik nu heb, wat ik heb? Eh... nee.

Ik vind dat ik verdien wat ik verdien, omdat ik daarvoor heb moeten investeren in een studie en er hard voor heb gewerkt. Ik vind dat ik mag besteden wat ik besteed, omdat ik heb gekozen dat niet te besteden aan kinderen of aan een te duur huis. Ik vind dat ik mag genieten van datgene wat het leven mij biedt, omdat ik ook heb mogen lijden onder datgene wat het mij bood.
Ik mag egoïstisch zijn.
Dat vind ik echt. Ik vind dat ik egoïstisch mag zijn, zolang ik me maar blijf realiseren hoe goed ik het heb. Zolang ik maar in gedachten houd dat dit leven niet vanzelfsprekend is. Zolang ik maar besef dat het leven soms niet eerlijk is en me altijd zal blijven herinneren waar ik ooit vandaan kwam.
Daar waar het misschien soms iets te zwart / wit was, maar vooral altijd rood.

dinsdag 2 december 2008

Crisis

Al jarenlang ben ik ervan overtuigd dat kleding een vorm van communicatie is; door te kiezen voor een bepaalde stijl geef je aan wie je bent (of wie je graag zou willen zijn).
Met mijn in textiel gehulde lijf gaf ik aan dat ik alternatief, onzeker, onverschillig, uitdagend, informeel zakelijk of net een beetje anders dan anderen was. Mijn kleding sprak, zonder woorden te gebruiken.

Winkelen is zodoende niet simpelweg in het wilde weg geld uitgeven. Winkelen is je steeds weer afvragen wie je wilt zijn en welke aspecten van jezelf je wilt laten zien. In modezaken koop je geen kleding, je koopt een identiteit. Een jaar of tien terug was ik eigenlijk best een goedkoop typje; zonder noemenswaardige problemen schafte ik – na het succesvol afsluiten van mijn Zwarte Periode – een perfect passende identiteit aan bij H&M. Natuurlijk bestonden er uitstapjes naar Vero Moda, Marks & Spencer, Miss Selfridge, Wonder Woman, maar de hofleverancier van de Ari-aanse identiteit was toch absoluut deze Zweedse kleding discounter. En in de jaren die volgden voltrok zich een langzame verschuiving richting winkels als The Sting en SPS...

De laatste jaren ben ik echter volkomen stuurloos, waar het de aanschaf van kleding betreft. Ik ben echt volledig de weg kwijt! Lange tijd heb ik De Mode Industrie als schuldige hiervoor aangewezen; in de winkels die al die jaren mijn voorkeur hebben genoten, was met geen mogelijkheid meer passende kleding te vinden voor mijn (ja, ietsje uitgedijde) verschijning. ‘De Mode Industrie maakt gewoon geen kleding voor Gezonde Hollandse Vrouwen!’ heb ik meer dan eens uitgeroepen. Woest was ik. Als ik de hippe textiellapjes al aankreeg, voelde ik me een molenpaard in een poppenjurkje. Foei Mode Industrie! Foei, dat je geen kleding meer maakt die bij mij past!

Afgelopen zondag, tijdens een intensieve winkelsessie, drong het ineens tot mij door; ik wend mij simpelweg al jaren tot de verkeerde winkels. De modeketens van weleer zijn niet langer geschikt om mij te voorzien van een passende identiteit. Dat komt niet omdat De Mode Industrie iets fout doet. Dat komt door mij. Ik ben veranderd; ouder, volwassener geworden. Ja, voller ook. Ik zal mij moeten wenden tot andere winkels, ander merken... maar ik weet niet waar ik naartoe moet. Ik heb een identiteitscrisis!

Ik weet niet waar ik zijn moet.... ik kijk in etalages en denk ‘vind ik hier mijn identiteit?’
Ik pluk truitjes uit het rek en vraag me af ‘Ben ik dit?’.
Waar vind ik mijn stijl?
Wat is mijn stijl?
Ben ik hip?
Ben ik stijlvol?
Ben ik vrouwelijk?
Ben ik truttig?
Ben ik stoer?
Wie ben ik?

Ik heb hulp nodig.
Geen professionele hulp, daarvoor vind ik het nog te vroeg.
Ik moet hier alleen uit kunnen komen, met hulp van mijn naasten.
Toch?

Dus...
Wie helpt mij?
Wie vertelt mij wie ik ben en welke kleding daarbij hoort?
Wie helpt mij uit de identiteitscrisis en in de oh zo modieuze financiële crisis?

dinsdag 18 november 2008

Geloof

Ik Geloof In Sprookjes

Enige jaren terug had ik een t-shirt met die tekst erop. Dat kledingstuk stond altijd garant voor leuke gesprekken aan de bar. De woorden op het shirt bleken uitnodigend (hoewel het natuurlijk ook gewoon een excuus kon zijn om ongegeneerd naar mijn ‘tweede paar ogen’ te staren).

“Goh, geloof je echt in sprookjes?”
“Jawel, en ook in Sinterklaas, God en Ware Liefde!”


Aan gespreksstof vervolgens geen gebrek. De conversaties die ontstonden vormden vaak een welkome variant op ‘Ken ik jou niet ergens van?’, ‘Heb je misschien een vuurtje voor me?’ en andersoortige smalltalk waar ik nooit echt goed in ben geweest.

Sinterklaas, God en Ware Liefde.
Dat rijtje had ik met meer succes in mijn brein opgeslagen, dan me met die rare Duitse naamvallen ooit gelukt is. Alsof er een onweerlegbare logica aan die opsomming ten grondslag lag.

Met het risico dat ik sommige mensen tegen het hoofd stoot; ik meen dat er ook zeker een overeenkomst bestaat tussen deze drie fenomenen. Sinds Alles is Liefde is de vergelijking tussen Sinterklaas en Ware Liefde al vaker gemaakt.
En dan is er nog God.

God valt of staat - net als Sinterklaas en Ware Liefde - met mensen die in Hem geloven.
Geloven is tricky. Geloven is: vast vertrouwen in het bestaan van iemand of iets (Van Dale). Kortom: geloven is weten zonder bewijs. Dat doe je niet zomaar. Ik niet in ieder geval.
En juist daarom fascineert het geloof in God me zo. Zoveel miljoenen mensen vertrouwen in het bestaan van God. Zoveel miljoenen mensen bouwen hun leven om Hem heen, vinden antwoorden, troost en houvast in Hem. Er zijn kerken gebouwd, gemeenschappen gesticht, wetten geschreven, culturen gegroeid. God zit zo diep in mensen en in de samenleving, dat het bijna onwerkelijk lijkt dat Hij wel eens niet echt zou kunnen bestaan.
Maar daar zit wat mij betreft nou net het dilemma; geloof is bovenal aangeleerd. Geloof bestaat uit datgene wat je verteld is. Geloof is een verzameling verhalen. Als niemand je vertelt over God, hoe kun je dan weten dat Hij bestaat? Als niemand je vertelt dat God bestaat, ben je bij voorbaat een ongelovige.
Ik geloof niet dat ik geloof. Soms zou ik wel willen, maar ik kan simpelweg niet zeggen dat ik een vast vertrouwen heb in het bestaan van God. Desondanks koester ik mijn christelijke opvoeding en het christelijke fundament van onze samenleving. Het is onderdeel van onze – en mijn – historie. En het maakt net zo zeer deel uit van onze cultuur als Sinterklaas.
Natuurlijk begeef ik mij op glad ijs als ik God met Sinterklaas vergelijk. Maar als je het niet erg vind, ga ik die discussie nu even niet aan met een willekeurige vijf-jarige. Want je kunt nou wel zeggen dat God overal is, maar was Hij ook afgelopen zaterdagmiddag in Almere? Sinterklaas in ieder geval wel! Zag je al die volgelingen aan de kant van de weg?

Ik geloof dus Hij bestaat.
Zou het zo simpel kunnen zijn?
Wanneer een object van geloof door zoveel mensen levend wordt gehouden, bestaat het dan niet gewoon?
Ik geloof in God! God bestaat, omdat ik erin geloof.
Ik geloof in Ware Liefde! Ware Liefde bestaat, omdat ik erin geloof.
Ik geloof in Sinterklaas! Sinterklaas bestaat, omdat ik erin geloof.

Maar.... sprookjes?
Nee, daar geloof ik niet meer in.
Helemaal niet erg dus, dat dat shirt me niet meer past.

zondag 9 november 2008

Oud & Nieuw

Het is november 2008. De bomen verliezen langzaamaan hun laatste blaadjes en de donkere dagen voor kerst doen weer hun intrede. Nog even en we worden weer overspoeld met gekunstelde knusheid, kitscherige kerstmeuk en natuurlijk de gebruikelijke jaaroverzichten.
Zelf wilde ik alvast maar eens beginnen met een blik te werpen op 2008.

Een bijzonder jaar, dat 2008.
Het was het jaar waarin de gehele westerse wereld getroffen werd door een financiele crisis.
Het was het jaar waarin Amerika voor het eerst een zwarte man als president koos.
Het was het jaar waarin ik vijf verschillende werkgevers had.

Vijf?
Ja, vijf.
Dat is dan een gemiddelde arbeidsduur van 2,4 maand?!
Nou, dat ligt net ietsje genuanceerder....
Ach het geef in ieder geval voer voor blog...

“ ......Het is op. Nu al. Niet na zes jaar, maar na zes maanden. Ik vind het jammer. Ik had mij graag op mijn plek gevoeld in deze functie. Misschien waren mijn verwachtingen te hoog of misschien wilde ik te graag. Maar dit is het niet, dus ik vertrek……”
5 maart

“ ......Na enkele weken merk ik echter dat dit de grootste miskoop sinds jaren is; dit is mijn ding niet. Dit past niet. Dit zit zo strak dat ik last van mijn maag krijg. Hoe heb ik kunnen denken dat dit iets voor mij zou zijn?
Een mens kan zich vergissen. Ik kan dat zelfs erg goed. Ik heb een kast vol miskopen om dat te illustreren. En een CV vol... als ik niet uitkijk….. "  

24 april

“..... Ik las. Ik overdacht. Ik twijfelde. Niet de vacature, maar de afstand. Ik raadpleegde NS online. Ik mailde. Ik werd uitgenodigd. Ik reisde. Ik luisterde. Ik sprak. Ik raakte enthousiast.
Ik dronk een roseetje. Ik overdacht. Ik twijfelde niet meer. Ik werd gebeld. Ik heb een baan!
Ik word weer onderdeel vàn....! Ik word deel van De Wervende Factor! .....”

23 juli

Over drie weken zeg ik weer een club collega’s gedag. Ik raak er bijna aan gewend. De Wervende Factor is inmiddels weer opnieuw aan het werven en ik hoop voor hen dat het ditmaal een blijvertje wordt.
Wat betreft mijzelf. Ik verheug me op de baan die komen gaat. Ik houd mezelf voor dat het zo heeft moeten zijn. De baan die komen gaat, kwam niet zomaar op mijn pad.

En zo vind ik mijzelf, tegen het einde van 2008, mijmerend over de keuzes die ik heb gemaakt en de kansen die me zijn geboden. Misschien ben ik er wat vroeg mee, maar ik heb ook alvast mijn goede voornemens geformuleerd:
  1. In 2009 beperk ik mij tot slechts één werkgever 
  2. In 2009 schrijf ik geen blogs meer over werk 

Gelukkig nieuwjaar alvast!

zaterdag 25 oktober 2008

Ari's zwarte periode

‘Als je wilt kunnen we vrijdag na’t eten naar de Xinix. Speelt Vengeange. Ook leuk. X’’
‘Op zich wel leuk. Ben al jaren niet meer in Xinix geweest en al helemaal niet op de nieuwe locatie’


Het is woensdagmiddag als mijn vriendin Lilian me sms't. Voor vrijdagavond hebben we een etentje gepland staan; eindelijk weer eens bijpraten met zijn tweetjes. Over vroeger en over hoe ons leven nu is. Een hapje, een drankje en nog een drankje... Ik realiseer me dat het veel te lang geleden is en ik heb er zin in!

De smsjes van die middag brengen een glimlach op mijn gezicht.

Xinix.
Voor de meeste mensen een klein poppodium in Nieuwendijk. Voor mij de markering van een tijdperk. Het tijdperk waarin ik studeerde, de weekenden bij Albert Heijn werkte en iedere zaterdagavond van Woudrichem naar Nieuwendijk fietste voor een avondje Xinix. Het tijdperk waarin ik gehuld ging in zwarte kleding en mezelf voorzag van bijpassende zwartgeverfde haren en zwart omlijnde ogen. Het tijdperk waarin ik leerde drinken (een glas bessen voor 2 gulden!) en tevens leerde dat er een grens bestond tussen lekker veel drinken en te veel drinken. Het tijdperk waarin ik voor het eerst mijn hart verloor en het in stukken gebroken weer terugvond, om het vervolgens jarenlang veilig op te bergen.

Xinix is niet meer.
Niet meer als tijdperk; daarvan zijn de deuren reeds een jaar of tien dicht. Maar ook het gebouw is niet meer. Op 10 november 2007 heeft de Xinix uit mijn herinnering, gevestigd in een oud schoolgebouw, haar deuren definitief moeten sluiten. In januari 2008 opende een nieuwe Xinix, in een nieuw gebouw en op een nieuwe locatie, haar deuren.
Het is geheel langs mij heen gegaan.
Voor mij was Xinix allang een gesloten deur.

En dan is daar dat sms'je.
‘Als je wilt kunnen we vrijdag na ’t eten naar de Xinix’
Hoe zal de nieuwe Xinix eruit zien? Is het gelukt de sfeer van dat oude gebouw te laten herleven in deze nieuwbouw? Zouden er nog mensen zijn uit mijn tijdperk?
‘Op zich wel leuk. Ben al jaren niet meer in Xinix geweest...’

Samen met deze vriendin - die ik ken uit een heel ander tijdperk - zet ik een stap in mijn verleden. Grappig, zij kent Xinix feitelijk niet eens en is er nooit geweest. Echter, ik ook niet. Toch? Dit is immers een nieuw gebouw. Een nieuwe deur....

Vanaf het moment dat ik de zaal instap weet ik; Dit is Xinix! De zwarte muren, de aanpakbiljetten (het zijn echt dezelfde als in het oude gebouw!), de gezichten (jeetje, staat zij nog steeds hier achter de bar!?), de langharige – onaangepaste - figuren (had ik al eens opgebiecht dat ik vroegah een zwak had voor mannen met lang haar?) en heel even denk ik zelfs de geur van een joint te herkennen (hoewel dat uiteraard, gezien het huidige rookverbod, mijn levendige verbeelding geweest moet zijn). Het optreden van Vengeance gaat grotendeels langs me heen. Ik praat wat bij met oude bekenden en haal herinneringen op. Maar bovenal kijk ik om me heen.
Een glimlach op mijn gezicht.
De rockende menigte.
De gitaarmuziek.
Ik zie mijzelf weer staan, headbangend, pogo-end, bessenjenever drinkend, lachend, dansend, uit mijn dak gaand op wat zoveel mensen kolereherrie vinden. Wat was dat heerlijk! En ik herinner me weer wat ik zo fijn vond aan Xinix; het was er als thuiskomen. Ik, met mijn zwartgeverfde haren en quasi alternatieve kledij, voelde me daar 100% geaccepteerd zoals ik was. Zoals iedereen daar werd geaccepteerd. Normaal werd gevonden. Jong of oud, universitair geschoold of putjesschepper, alternatief, volgens de laatste mode of volledig stijlloos... het maakte allemaal niet uit. Als je maar van kolereherrie hield. En dat deed ik. Dat doe ik nog steeds!

Toch ga ik niet meer wekelijks naar Xinix. En dat is niet alleen omdat het vanuit Den Bosch zo’n pokke eind fietsen is. Het is vooral omdat je een afgesloten tijdperk niet moet proberen terug te halen. Het wordt immers nooit meer zoals het was. Bij het zien van enkele bekende gezichten, betrap ik me zelfs op de gedachte ‘Joh, hang jij nog steeds hier rond? Word jij dan niet volwassen? Verandert jouw leven niet?’ (een verraderlijke gedachte, blijkt overigens als ik met iemand aan de praat raak die er ook voor het eerst in twee jaar weer blijkt te zijn).

Xinix is nog steeds Xinix.
Maar ik ben niet meer de Ari van toen.
Die dringende behoefte aan acceptatie is niet meer zo nadrukkelijk aanwezig.
Zo ook de zwartheid van mijn verschijning.
Dat tijdperk is afgesloten.
Mijn zwarte periode is historie.
Xinix is voorbij.

Hoewel ik het zeker vind kunnen, om zo eens per jaar de deur naar mijn verleden weer eens eventjes te openen en Xinix binnen te stappen. Zo’n avondje down memorylane is echt heerlijk!

woensdag 24 september 2008

Ordinary Love

Het was de zomer van 1997. Tegen een decor van een zonovergoten camping aan het Hongaarse Balatonmeer, beleefde ik mijn allereerste - en enige - echte vakantieliefde ooit. Een ontmoeting, een klik, een vonk. In die twee weken tijd beleefde ik de emotionele achtbaan van de opkomst en ondergang van onze ‘liefde’. Verliefdheid zonder toekomst.
We besloten geen adressen uit te wisselen, om de herinnering aan deze twee weken niet te besmeuren met halfslachtige pogingen iets in stand te houden, wat toch niet zou gaan werken. We namen afscheid om elkaar daarna nooit meer te zien.
Ik heb nog weken, maanden gedacht dat misschien in een andere tijd, een andere plaats...

Gedurende deze vakantie werd ik vergezeld door mijn immer trouwe walkman (voor wie het zich niet meer kan herinneren: dat was een soort mp3-speler, maar dan groter en met verwisselbare tapes), waar zich steevast een bandje met The Very Best of Sade in bevond. Eén nummer raakte mij die zomer in het bijzonder. No Ordinary Love.
Alsof dat nummer voor mij, voor ons, geschreven was. This is no ordinary love! Wat wij hadden mogen ervaren met elkaar was immers zo bijzonder. I keep crying, I keep trying for you. De tranen die ik gelaten heb... de pogingen om hem weer te vinden... en de droom die ik tenslotte heb losgelaten.
De herinnering heb ik echter nooit losgelaten. En geen betere manier om herinneringen te koesteren dan in muziek. Dat nummer zal mij altijd doen denken aan hem en aan die twee weken in Siofok.

In de zomer van 2008, op een zonovergoten Kreta, was dat nummer er weer. Ditmaal vanaf mijn iPod (ja, ja, ook ik ga met mijn tijd mee) terwijl ik met mijn geliefde aan het genieten was van twee weken welverdiende vakantie. Met een glimlach liet ik de herinnering weer even toe.
Mijn overpijnzingen gingen ook echter een andere richting uit. Na eens goed naar de tekst te luisteren, die ik al zoveel malen eerder had gehoord, bemerkte ik een lichte irritatie bij mijzelf. This is no ordinary love. Dat is nogal wat om zomaar te roepen. No ordinary love. Geen gewone liefde. Geen liefde zoals anderen die hebben, maar iets bijzonders, iets uitzonderlijks. Sade laat overigens in dit nummer voor het gemak maar achterwege te beschrijven wat er nu precies zo uitzonderlijk is aan die liefde.

Ikzelf zou eigenlijk wel willen beweren dat ik juist een heel gewone liefde heb. Werkelijk niets buitengewoons aan te ontdekken. Geen noemenswaardige bijzonderheden, geen uitzonderlijke omstandigheden.
Gewoon twee mensen die elkaar vier jaar geleden via het net leerden kennen, verliefd werden en na twee-en-half jaar gingen samenwonen.
Gewoon een man en een vrouw die kibbelen om kleine dingen, maar nog veel vaker samen lachen om diezelfde onzinnigheden.
Gewoon hij, die zo graag voor mij kookt.
Gewoon ik, die op zondagochtend pistoletjes voor hem bakt.
Gewoon hij en ik, die ervan genieten om hand in hand over straat te lopen.
Gewoon wij, die een gezamenlijk avondje Ikea werkelijk als een leuk avondje uit zien.
Gewoon wij, die graag thuis komen bij elkaar.
Gewoon wij.
Gewoon.
En dat is eigenlijk heel bijzonder.

This is an ordinary love!

maandag 11 augustus 2008

De Pax, deel 2

Onze Pax-ervaring van afgelopen donderdag stelde ons op de proef. Met deze kast was ook ons geloof in de blauw-gele grootheid aan het wankelen geraakt. Met die ene klap leek één van de pijlers van ons bestaan te zijn ingestort. We waren niet boos, we waren teleurgesteld. We waren bang. Zou ons leven ooit weer blauw-geel kleuren? Mijn rechterkuit in ieder geval wel… maar of dat nou zo’n bemoedigend teken was?

Zoals men altijd adviseert na van een paard te zijn gevallen, klommen wij ook nu meteen weer in het zadel. Vrijdagmiddag werd een nieuwe Pax aangeschaft, zaterdagochtend trokken wij wederom ten strijde.
Het werd een spannende ochtend en middag. De geschriften werden nog nauwkeuriger bestudeerd en getrouw volgden wij de tekeningen. De rechterzijkant werd plat op de grond gelegd, de bodem - en dwarslatjes - werden eraan gemonteerd. So far, so good. Met deze halve ombouw in gereedheid, was het moment wederom daar; de kast diende in verticale positie gekeerd te worden. Hoewel we een licht kraakgeluid dachten waar te nemen, leek dit toch te lukken. Terwijl de lieftallige assistente de rechterzijkant in verticale positie hield, bestudeerde de hoofd-klussert opnieuw de handleiding. Eerstvolgende handeling was het monteren van het plafond van de kast, om vervolgens de linkerzijkant ertegen te plaatsen. Oké, dus terwijl ik de zijkant beet hield, zou mijn klusgenoot het plafond plaatsen en dan zou ik de linkerhelft er tegenaan moeten plaatsen... Huh?
We besloten de rollen om te draaien. Daar stond ik dan... Met het zweet - en een plankje van 58 x 100 cm - in mijn handen, boven mijn hoofd een plafonnetje op 236 cm hoogte over die f*cking palletjes te schuiven. Ik stond er niet helemaal recht voor - dat kon natuurlijk ook niet, of ik had op dat bodempje moeten gaan staan - en ik was ook nog ’s iets te klein. Of misschien niet helemaal sterk genoeg. Of gewoon onhandig...

KLABAM!

Ditmaal stond - in tegenstelling tot de vorige keer - het huilen me nader dan het lachen.
Mijn klusgenoot maakte nog een relativerende opmerking in de trant van 'dat plafonnetje nogmaals proberen te plaatsen… '
“Er is géén plafonnetje meer!”
Dat was misschien ietsje overdreven.
Er was nog wel een plafonnetje.
Het plafonnetje miste alleen een hoek.
Het plafonnetje was niet meer bruikbaar.
Een geluk bij een ongeluk; we hadden nog wat reserve onderdelen uit deel 1. Dat plafonnetje was nagenoeg onbeschadigd!

Feit was wel dat deze werkwijze niet het gewenste resultaat bleek te hebben. We hadden een alternatief plan nodig. We besloten het over een geheel andere boeg te gooien, de handleiding te negeren en een beroep te doen op ons gezond verstand (voor zover aanwezig) en een portie mazzel. We besloten de kast - op zijn buik - in elkaar te knutselen.
Rechter zijkant niet plat, maar op de rand in horizontale positie op de vloer. Vloertje in zelfde positie haaks erop, plafond aan de andere kant en afmaken met de linker zijkant. Terwijl mijn fiscaal partner het achterwandje er op timmerde, deed de lieftallige assistente waar zij goed in is; eten halen.
Met ieder een broodje döner kebab achter de kiezen, volgde het spannendste gedeelte van de dag; het in verticale positie keren van 56 kilogram Pax.
1…
2…
3…
Tillen!
(ogen dicht)
Hij staat!!

En hij staat nog steeds.
Stevig met beugels aan de muur.
Rekjes erin.
Plankjes erin.
Schoenen erin.
We hebben een schoenenkastje!

NB. Je kunt over Ikea zeggen wat je wilt, maar ze verkopen echt oerdegelijke laminaatvloeren. Met alles wat de afgelopen dagen op de vloer is gekletterd…… geen krasje te zien!

vrijdag 8 augustus 2008

De Pax, deel 1

Soms heb je van die momenten, die eigenlijk niet in woorden te vangen zijn. Daar had je bij moeten zijn. Of op YouTube moeten bekijken. Helaas, of misschien maar gelukkig, had ik gisteravond geen digitale camera bij de hand. Dus ik ga een beroep doen op het visualisatievermogen van de lezer. (Voor wie nooit een Ikea item heeft aangeschaft c.q. in elkaar gezet; sla deze maar over... gaat niet lukken.)

Laat ik bij het begin beginnen. Wij zijn gaan samenwonen, een jaartje of anderhalf geleden alweer. Veel stellen die gaan samenwonen lopen aan tegen allerlei inboedel-samenvoeg-problemen. Op wiens bed gaan we slapen, aan welke eethoek gaan wij dineren, welke kasten gaan mee, welke stoel mag absoluut niet mee? Bij ons verliep dat verrassend vlekkeloos. Zijn bed, mijn koelkast, zijn eetkamerstoelen, mijn TV kastje, zijn garderobekastjes, mijn salontafel. Makkie, dat samenvoegen!
Onze nieuwe woning verraste ons zelfs nog met een enorme inbouwgarderobekast, waarover wij het vrijwel meteen eens waren; die moest paars! De indeling? Eh, tja… dat kostte een klein kwartiertje discussiëren, maar ook daar kwamen we uit. Hij kreeg tweederde van de inbouwkast, vanwege al zijn pakken, ik éénderde, maar dan wel het gedeelte met de schuiflades. Stond tegenover dat ik twee Aneboda kastjes in beslag nam en hij slechts één.

Inmiddels is ons huis bijna af. Dat roepen we trouwens al een jaar, dat het bijna af is. Slechts één kamertje vormde nog een doorn in ons oog; De Rommelkamer. Ook wel De Waskamer, De Kattenkamer of De Schoenenkamer. In die kamer staan dus schoenen. Veel schoenen. Deze schoenen staan op vijf Babord schoenenrekjes. En ernaast. En in de woonkamer. En in de slaapkamer. Ik heb ze nooit geteld, maar het zou zomaar kunnen dat mijn teerbeminde geliefde en ik samen zo’n 60 paar schoenen hebben. Ga dan maar eens een schoenenkastje zoeken.
Is het je ooit opgevallen dat een standaard schoenenkastje ca. zes paar schoenen kan herbergen? Wie heeft dat ooit bedacht? Hebben andere mensen dan echt maar zes paar schoenen? En waar laten andere mensen dan hun laarzen en halfhoge schoenen?

Wij zochten dus een schoenenkastje. Of kast eigenlijk. Als trotse bezitters van PS-, Klingsbo-, Linnarp-, Markör-, Kramfors-, Granås-, Noresund-, Aneboda-, Hemnes-, Rönnskär- en Stefan-items, wendden wij ons uiteraard tot de blauw-gele gemeenschap. Na grondig veldonderzoek kwamen wij tot de volgende conclusie: het moest de Pax van 236 x 58 x 100 worden. Met 3 uitschuifbare schoenenrekjes (die 48 paar schoenen kunnen herbergen) en twee planken voor laarzen e.d.

De taakverdeling voor het Pax-knutselen was duidelijk; Mijn fiscaal partner nam het grove werk – de basiskast – voor zijn rekening en ik zou beginnen aan de schoenenrekjes. Ik had net een half rekje in elkaar geknutseld, toen mijn assistentie gewenst was in De Schoenenkamer. De linkerzijkant en de bodem van de kast waren aan elkaar gemonteerd en volgens de tekening moet de kast nu overeind gezet worden. Dat viel nog niet mee, even een plankje van 236 x 58 overeind tillen. Zagen we daar de verbinding tussen zijkant en bodem iets loslaten? Toen het ding overeind stond en de lieftallige assistente de zijkant van de kast in verticale positie hield, bestudeerde de klussert de Ikea-bouwtekening. Huh? Hij moest weer plat? Dus met kreunen en steunen ging de (halve) kast weer in horizontale positie, wat niet meeviel in een kamertje waar we een stukje vloer van ca. 250 x 150 beschikbaar hadden. De rechterzijkant en de bovenkant werden erop gemonteerd en vervolgens wilden we de kast op ‘zijn buik’ leggen om de achterplaat erop te kunnen spijkeren. Hoorden we daar iets kraken? Hhm, ik was niet overtuigd van de stabiliteit van de kast. Even leken we het licht te zien, toen de klussert opmerkte dat hij bij één verbinding de verstevigende klemmen / bouten / schroeven (hoe noem je zoiets?) vergeten was. Nu kon hij wel overeind!
F*ck! De dwarslatjes onder de bodem vielen eruit. Eh... Montagekit? Montagekit!
Dit leek ons een mooi moment voor een kopje verse Nespresso (What else?) Dat zou de lijm mooi de gelegenheid geven een beetje te drogen.
Toen was het moment dààr. Alle basisonderdelen waren bevestigd, de Pax was klaar om op eigen benen te gaan staan. Met de lieftallige assistente aan zijn bodem en de klussert aan zijn bovenkant bewoog ons schoenenkastje zich langzaam in richting verticale positie.

“Kijk je uit voor die lamp schat!”
“Iets meer deze kant op schuiven.”’
“Wel vast blijven houden he?”
“En omhoog...!”’

KLABAM!

Dat was de Pax, deel 1.
Zelden zo gelachen…
Je had erbij moeten zijn.

woensdag 23 juli 2008

Het H.A.D.Z.D.F.


‘s-Hertogenbosch, 23 juli 2008


Geachte heer, mevrouw,


Het Help Ari De Zomer Door Fonds (H.A.D.Z.D.F.) heeft uw hulp nodig.
Nog voor de zomer van start kon gaan, raakte Ari in een zorgwekkende positie. Na verstrikt te hebben gezeten in de uitgeefwereld, wist zij vervolgens slechts ternauwernood te ontsnappen aan de verschrikkingen van de werving- en selectiebranche. Nu verkeert zij in een staat van verwarring, armoede en moedeloosheid. Vanuit haar tijdelijke onderkomen bij De Ambtenaren* ziet zij haar toekomst somber tegemoet. Waar kan zij heen als de zomer haar einde nadert?

Het H.A.D.Z.D.F. helpt. Met geld. Met mentale ondersteuning. Met brokjes voor de weerloze Annabel en Tobias, die tevens slachtoffer zijn geworden van deze hachelijke situatie. Ook u kunt helpen. Met een donatie van slechts vijf euro per week helpt ook u Ari de zomer door!
U kunt uw donatie overmaken op bankrekening 3222 ***** of sms [HELP ARI!] naar 06-24****99!

Namens H.A.D.Z.D.F., dank u wel!
____________________________________________

Krijg je al de neiging om te doneren? Nee? Jammer.... moet ik toch nog even door oefenen. Het is natuurlijk ook alweer een jaar geleden dat ik me bezighield met deze tak van sport. Fondsenwerving. Het werven van fondsen. Goededoelen marketing. Charitas.
Grappig eigenlijk, dat ik acht jaar geleden niet eens wist dat dit een branche was en dat in deze branche duizenden mensen, over de gehele wereld, dagelijks bezig zijn met hoe zij potentiële donateurs kunnen overtuigen geld te doneren aan Het Goede Doel. Dat er congressen bestaan, bureau’s, beroepsverenigingen, opleidingen, literatuur, vakbladen....
En dat ik het zou gaan missen. Wist ik veel?
Maar helaas, Het Brabants Dagblad, Monsterboard en Nationale Vacaturebank doen niet aan vacatures in deze bijzondere tak van marketingsport. Dus bood ik mijn diensten aan bij leveranciers van levensmiddelen, kerstpakketten, vastgoed en autoruitreparaties. Jawel, zelfs een kandidatuur bij overheidsinstellingen werd niet geschuwd. Maar het was het allemaal nèt niet.
Toen werd ik geroepen door een stem uit het verleden. Of eigenlijk; ik vond een berichtje in mijn hyves-inbox. Ja, ‘t is net werken!

Ik las.
Ik overdacht.
Ik twijfelde.
Niet de vacature, maar de afstand.
Ik raadpleegde NS online
Ik mailde.
Ik werd uitgenodigd.
Ik reisde.
Ik luisterde.
Ik sprak.
Ik raakte enthousiast.
Ik dronk een roseetje.
Ik overdacht.
Ik twijfelde niet meer.
Ik werd gebeld.
Ik heb een baan!

Ik word weer onderdeel vàn....!
Ik word deel van De Wervende Factor!
Hatsa!

*) Even zonder dollen. Het ware H.A.D.Z.D.F. bestaat natuurlijk uit De Ambtenaren. Niet alleen vond ik bij deze overheidsinstelling de financiële middelen om deze onzekere zomer door te komen, ook vond - en vind - ik bij de afdeling wijkmanagement die dosis gezelligheid, waardering en acceptatie die ik nodig had. Het mogen dan ambtenaren zijn, ‘t zijn wel goeies!

woensdag 9 juli 2008

Open sollicitatie

Vedior / Tempo-Team
T.a.v. de marketing manager
Diemermere 15
1112 TB Diemen

Den Bosch, 9 juli 2008

Geachte heer, mevrouw,

Naar aanleiding van uw mailing van 4 juli jl. in het kader van uw fusie/overname, zou ik mij graag kandidaat willen stellen voor de functie van direct marketeer. De hierboven genoemde mailing doet mij vermoeden dat u per direct een vacature zult hebben voor deze functie; de medewerker die zoveel veel fouten in één brief weet te verwerken, zal zijn of haar contract ongetwijfeld niet verlengd zien.

Mijn ruime ervaring in direct mail zou mij ongetwijfeld in staat hebben gesteld om de juiste samenvoegvelden in de brief te verwerken, zodat de tenaamstelling niet zou hebben bestaan uit bijvoorbeeld Mevr. A. Arianne. Tevens heb ik, ondanks het ontbreken van de vermelding hiervan in bijgevoegd CV, wel mijn opleiding aan de basisschool afgerond. Zodoende weet ik dat werkwoorden in de derde persoon enkelvoud doorgaans eindigen op een t.

Naast de direct mail achtergrond die ik eerder noemde, kan ik tevens putten uit een ruime ervaring in de arbeidsbemiddelingsbranche, zowel vanuit de rol van consulente/intercedente als vanuit mijn verleden en heden als kandidaat c.q. flexwerker. (Dit doet mij er trouwens aan denken; de aanhef ‘oud-flexwerker’ boven de van Vedior afkomstige brief verwondert mij enigszins. Deze aanhef impliceert dat ik ooit van werk zou zijn voorzien door Vedior, wat zeker niet het geval is. Tenzij met de aanhef wordt bedoeld dat ik uitzendbureau-onafhankelijk als flexwerker gewerkt zou hebben in het verleden. Dat is echter ook niet correct, omdat ik juist in het heden werkzaam ben als flexwerker. Was het niet eenvoudiger èn persoonlijker geweest om mijn voornaam te gebruiken in de aanhef? Of was dat niet mogelijk omdat dit veld reeds elders gebruikt werd?)
Vanuit een combinatie van ervaringen borrelen er diverse ideeën omhoog, voor het geven van invulling aan jullie marketing. Een geheel nieuw en onderscheidend concept; stem de communicatie- en marketingboodschappen èn de doelgroepsegmentatie eens op elkaar af. Bijvoorbeeld het mailen van vacatures naar werkzoekenden en als het enigszins mogelijk is afgestemd op wensen en niveau van de kandidaten. Of wanneer dit in de uitvoering te moeilijk is; communiceer naar de markt dat het maken van de juiste match datgene is wat jullie intercedenten het beste doen. En vooral; laat dat ook het geval zijn.

Mocht het, tegen alle waarschijnlijkheid in, zo zijn dat u geen vacature heeft op dit moment, kunt u dan deze brief even doormailen naar de Vedior/Tempo-Team vestiging in Den Bosch? Bij voorkeur met de mededeling dat ik niet van plan ben om me bij deze vestiging opnieuw in te laten schrijven, zoals mij zeer vriendelijk werd verzocht in de eerder genoemde mailing. Indien het zo is, zoals vermeld op uw website, dat mijn ‘vaste contactpersoon’ dezelfde blijft, lijkt mij dit volslagen nutteloos. Het synchroniseren van twee databases kan toch nooit zo moeilijk zijn, dat het nodig is dat ik ter plekke de geïmporteerde gegevens kom controleren.

In afwachting van uw uitnodiging.

Hoogachtend,


Arianne Gelderblom

P.S. Los van deze sollicitatie wil ik u nog even complimenteren met de hoge attentiewaarde van de door u verzonden mailing. Zelden heb ik een direct mail uiting zo grondig gelezen en heeft de afzender zo’n blijvende indruk op me gemaakt. Weet u wel zeker dat u de naam ‘Vedior’ wilt laten verdwijnen nu deze net een top-of-mind positie heeft verworven?