woensdag 22 mei 2019

Column: Samen voor dieren

Ik ben, zoals dat heet, een kattenmens. Hoewel ik konijnen, honden, paarden en andere aaibare diersoorten ook heus wel leuk vind, reageert mijn brein vooral op de Felis silvestris catus. Bij het zien van een kat verschijnt er steevast een lach op mijn gezicht en uit ik mijn bewondering met een gepaste groet als ‘Dag schoonheid!’. Katten horen in mijn leven, dat moge duidelijk zijn. En uiteraard ook in mijn huis.

Dus toen mijn vriend er een jaar of twaalf geleden voor koos met mij te gaan samenwonen, hoorde poes Annabel simpelweg bij die keuze. Dat accepteerde hij, maar erg enthousiast was hij niet. Hij had niet zoveel met katten, zo vertelde hij mij steeds. Annabel bleek overigens ook niet zoveel met de nieuwe mens in haar leven te hebben. Toch was er iets in mij dat dacht dat een tweede kat wel een goed idee zou zijn.

Overtuigd

Zowaar wist ik mijn vriend mee te krijgen naar een dierenasiel, waar ik getuige was van een knap staaltje overtuigingskracht. Een kleine, cyperse kater koos hém uit. Hij achtervolgde mijn vriend door het kattenverblijf en keek hem met grote, trieste ogen aan. Hij bleef maar kopjes geven, alsof hij wilde zeggen ‘Neem mij! Neem mij!’ We noemden hem Tobias en hij spinde gedurende de hele autorit naar huis. Drie geweldige jaren heeft de bejaarde Tobias nog gehad in ons huis. Drie jaren waarin Tobias en zijn favoriete mens van elkaars gezelschap genoten. Na Tobias volgde er nog een kater. En daarna weer één: de rode Roderick, die al net zo dol is op mijn vriend als zijn voorgangers waren.

Kattenpersoneel

Op dat ene moment in dat dierenasiel, werd de man die ‘niets met katten had’ ineens een kattenmens. Zo één die lacht om de grappige fratsen van de viervoeters. Die er tegen praat, zich in vreemde bochten wringt om er foto’s van te maken en… die zonder problemen de rol van kattenpersoneel op zich heeft genomen. Want ook dat hoort erbij. Wie van katten houdt weet: wij mensen zijn er slechts om hen te dienen, met hun betoverende uiterlijk, hun aandacht en hun aaibaarheid als ultieme beloning. Wij samen zijn er voor hen. Wij samen sloven ons uit voor de dieren in ons huis. Dus toen ik voor het eerst de hashtag #samenvoordieren las, dacht ik: ‘Hee verrek, dat gaat over ons!’

woensdag 20 december 2017

Column: De gesprekspartner

‘Pfff wat een hondenweer buiten! Jij mazzelt maar dat je lekker de hele dag thuis voor de verwarming kunt liggen!’ Alsof hij enigszins met me te doen heeft, staat hij op van zijn comfortabele ligplek voor de CV en drentelt me tegemoet. ‘Mieuw’, klinkt het vriendelijk, terwijl hij om mijn benen draait. ‘Ja, ik vind het ook fijn om jou weer te zien.’, antwoord ik hem en krabbel hem achter zijn oren. ‘Heb je het ook zo druk gehad vandaag?’ Dat daar – zelfs als hij zou kunnen praten – geen zinnig antwoord op bestaat, maakt niet uit. Roderick doet alsof hij luistert. Dus praat ik met hem. Tegen hem. Zoals ik altijd praat tegen dieren en katten in het bijzonder.

Kat als huisgenoot

Ik voer al gesprekken met katten zolang ik me kan herinneren. Nu kan ik me voorstellen dat andere mensen dat een beetje vreemd vinden. Sterker nog; als ik er serieus over nadenk vind ik het zelf ook wel een beetje vreemd. Gedurende een aantal jaren kon ik het nog een beetje verbloemen en rationaliseren. Ik was geruime tijd vrijgezel en mijn katten waren mijn enige huisgenoten. Geen mens die me hoorde en… tegen wie moest ik anders praten? Thuiskomen in een huis waar ik enthousiast welkom werd geheten door mijn viervoetertjes, maakte dat ik steevast de deur opende met de woorden ‘Skatties, ik ben thuis!’

Ze praten terug

Het leuke aan katten is dat ze terugpraten. Natuurlijk antwoorden ze niet echt op wat ik zeg. Dat maak ik mezelf alleen maar wijs. Maar ze reageren wél echt en dat maakt ze voor mij buitengewoon gezellige gesprekspartners. Nu las ik laatst dat ik het mezelf niet helemaal inbeeld. Katten leren zichzelf inderdaad om te praten met hun mensen. Ze merken namelijk al jong dat mensen niet zo goed zijn in het lezen van lichaamstaal. Dus als ze wat van hun mensen gedaan willen krijgen, zetten ze een middel in dat wij simpele tweevoeters wel snappen: hun stem. En met succes. Ze vragen om het openen van een deur of hun wekelijkse schaaltje brokjes in saus, met een ‘miauw’ die ik uit duizenden zou herkennen. Daarnaast vragen ze om aandacht. Aandacht die ik met liefde geef en ook ontvang als ik tegen ze praat.

Een luisterend oor

Tegenwoordig voer ik de meeste gesprekken in huis met een mannetjesmens in plaats van met onze twee katten. Dat betekent overigens niet dat ik ben gestopt met mijn kat-dialogen. Het idee! Mijn vriend vond het in het begin wel wat vreemd, dat mijn gespreksstof met zo’n beestje verder ging dan ‘Annabel, eten!’ (Ha, alsof dàt nodig is! Het openen van het desbetreffende kastje is al voldoende om het katvolk aan de troggen te krijgen ;-)) Inmiddels babbelt hij er net zo op los als ik. Soms moet ik onze kater echter wel even bij de les houden. ‘Roderick, let je op? De baas praat over voetbal tegen je!’ Want zeg nou zelf… voor mijn vriend is het toch óók fijn, dat er iemand naar hem luistert? 

vrijdag 14 juli 2017

Column: De empathische kat

Laatst had ik mijn twee nichtjes op bezoek en de jongste was wat verdrietig. Ze lag opgekruld op de bank, stilletjes voor zich uit te staren. Terwijl ik nog zat te bedenken wat ik zou kunnen doen of zeggen om haar op te vrolijken, sprong onze rode held Roderick bij haar op de bank. Hij begon fanatiek kopjes te geven en om knuffels te vragen. En zowaar: enkele minuten later had ik weer een glimlachend nichtje in huis.

Troostende kat

Mooi vind ik dat, hoe dieren troost kunnen bieden. Ook ik heb mij regelmatig tot mijn katten gewend voor troost. De vraag die mij wel eens bezig houdt: voelen katten eigenlijk aan dat je hun hulp nodig hebt? Van honden weet ik dat zij over een vorm van empathie beschikken; zij willen hun mensen troosten, beschermen en helpen. Over katten twijfel ik nog een beetje. Wij mensen staan immers in dienst van hen, niet andersom.

Wijsheid

Toch houd ik mezelf graag voor dat de liefde die ik voel voor mijn viervoeters geheel wederzijds is en dat zij mij graag bijstaan met al hun wijsheid en vaardigheden. Zo herinner ik mij een situatie, een jaar of 16 terug. Ik deelde mijn huis en leven destijds met Midas, een stoere cyperse kater. Op een avond genoot ik echter ook het gezelschap van een mensenman met amoureuze intenties. Deze man boog zich voorover om mij te kussen en… Midas nam een aanloop, sprong en belandde met de nagels van alle vier zijn pootjes voluit in de rug van deze manspersoon. Een wat pijnlijke ervaring, meen ik me te herinneren.

De mannentester

Nu bleek deze man achteraf niet het meest betrouwbare exemplaar op aarde. Kortom: kater Midas bleek mensenkennis te hebben. Sindsdien ging hij door het leven als mijn mannentester. Zo trof Midas enkele jaren later mijn huidige geliefde op de bank en vertoonde geen enkele vorm van agressie. Wel wurmde de kater zich tussen ons in op de bank, zodat hij van aandacht verzekerd was en door ons beiden aangehaald kon worden. Midas had geoordeeld: deze man mocht blijven.

Het komt goed

Er was nog één obstakeltje te nemen: deze man had zelf op dat moment niet zoveel met katten. Dat is gelukkig helemaal goed gekomen. Ruim 12 jaar na zijn ontmoeting met Midas, ziet ook hij wat een kat kan bieden. Op dit moment is de man in mijn leven verdrietig, vanwege een groot verlies in zijn familie. Toen hij van de week de vraag kreeg hoe het met hem ging, was zijn antwoord: “Ik red me wel. Ik heb Arianne en de katten en daar heb ik veel troost aan.” Hij zei het echt. Ook hij vindt troost bij onze beestjes en dat vind ik mooi. En dan interesseert het me helemaal niks of die dieren dat nou wel of niet aanvoelen!