woensdag 20 december 2017

Column: De gesprekspartner

‘Pfff wat een hondenweer buiten! Jij mazzelt maar dat je lekker de hele dag thuis voor de verwarming kunt liggen!’ Alsof hij enigszins met me te doen heeft, staat hij op van zijn comfortabele ligplek voor de CV en drentelt me tegemoet. ‘Mieuw’, klinkt het vriendelijk, terwijl hij om mijn benen draait. ‘Ja, ik vind het ook fijn om jou weer te zien.’, antwoord ik hem en krabbel hem achter zijn oren. ‘Heb je het ook zo druk gehad vandaag?’ Dat daar – zelfs als hij zou kunnen praten – geen zinnig antwoord op bestaat, maakt niet uit. Roderick doet alsof hij luistert. Dus praat ik met hem. Tegen hem. Zoals ik altijd praat tegen dieren en katten in het bijzonder.

Kat als huisgenoot

Ik voer al gesprekken met katten zolang ik me kan herinneren. Nu kan ik me voorstellen dat andere mensen dat een beetje vreemd vinden. Sterker nog; als ik er serieus over nadenk vind ik het zelf ook wel een beetje vreemd. Gedurende een aantal jaren kon ik het nog een beetje verbloemen en rationaliseren. Ik was geruime tijd vrijgezel en mijn katten waren mijn enige huisgenoten. Geen mens die me hoorde en… tegen wie moest ik anders praten? Thuiskomen in een huis waar ik enthousiast welkom werd geheten door mijn viervoetertjes, maakte dat ik steevast de deur opende met de woorden ‘Skatties, ik ben thuis!’

Ze praten terug

Het leuke aan katten is dat ze terugpraten. Natuurlijk antwoorden ze niet echt op wat ik zeg. Dat maak ik mezelf alleen maar wijs. Maar ze reageren wél echt en dat maakt ze voor mij buitengewoon gezellige gesprekspartners. Nu las ik laatst dat ik het mezelf niet helemaal inbeeld. Katten leren zichzelf inderdaad om te praten met hun mensen. Ze merken namelijk al jong dat mensen niet zo goed zijn in het lezen van lichaamstaal. Dus als ze wat van hun mensen gedaan willen krijgen, zetten ze een middel in dat wij simpele tweevoeters wel snappen: hun stem. En met succes. Ze vragen om het openen van een deur of hun wekelijkse schaaltje brokjes in saus, met een ‘miauw’ die ik uit duizenden zou herkennen. Daarnaast vragen ze om aandacht. Aandacht die ik met liefde geef en ook ontvang als ik tegen ze praat.

Een luisterend oor

Tegenwoordig voer ik de meeste gesprekken in huis met een mannetjesmens in plaats van met onze twee katten. Dat betekent overigens niet dat ik ben gestopt met mijn kat-dialogen. Het idee! Mijn vriend vond het in het begin wel wat vreemd, dat mijn gespreksstof met zo’n beestje verder ging dan ‘Annabel, eten!’ (Ha, alsof dàt nodig is! Het openen van het desbetreffende kastje is al voldoende om het katvolk aan de troggen te krijgen ;-)) Inmiddels babbelt hij er net zo op los als ik. Soms moet ik onze kater echter wel even bij de les houden. ‘Roderick, let je op? De baas praat over voetbal tegen je!’ Want zeg nou zelf… voor mijn vriend is het toch óók fijn, dat er iemand naar hem luistert? 

vrijdag 14 juli 2017

Column: De empathische kat

Laatst had ik mijn twee nichtjes op bezoek en de jongste was wat verdrietig. Ze lag opgekruld op de bank, stilletjes voor zich uit te staren. Terwijl ik nog zat te bedenken wat ik zou kunnen doen of zeggen om haar op te vrolijken, sprong onze rode held Roderick bij haar op de bank. Hij begon fanatiek kopjes te geven en om knuffels te vragen. En zowaar: enkele minuten later had ik weer een glimlachend nichtje in huis.

Troostende kat

Mooi vind ik dat, hoe dieren troost kunnen bieden. Ook ik heb mij regelmatig tot mijn katten gewend voor troost. De vraag die mij wel eens bezig houdt: voelen katten eigenlijk aan dat je hun hulp nodig hebt? Van honden weet ik dat zij over een vorm van empathie beschikken; zij willen hun mensen troosten, beschermen en helpen. Over katten twijfel ik nog een beetje. Wij mensen staan immers in dienst van hen, niet andersom.

Wijsheid

Toch houd ik mezelf graag voor dat de liefde die ik voel voor mijn viervoeters geheel wederzijds is en dat zij mij graag bijstaan met al hun wijsheid en vaardigheden. Zo herinner ik mij een situatie, een jaar of 16 terug. Ik deelde mijn huis en leven destijds met Midas, een stoere cyperse kater. Op een avond genoot ik echter ook het gezelschap van een mensenman met amoureuze intenties. Deze man boog zich voorover om mij te kussen en… Midas nam een aanloop, sprong en belandde met de nagels van alle vier zijn pootjes voluit in de rug van deze manspersoon. Een wat pijnlijke ervaring, meen ik me te herinneren.

De mannentester

Nu bleek deze man achteraf niet het meest betrouwbare exemplaar op aarde. Kortom: kater Midas bleek mensenkennis te hebben. Sindsdien ging hij door het leven als mijn mannentester. Zo trof Midas enkele jaren later mijn huidige geliefde op de bank en vertoonde geen enkele vorm van agressie. Wel wurmde de kater zich tussen ons in op de bank, zodat hij van aandacht verzekerd was en door ons beiden aangehaald kon worden. Midas had geoordeeld: deze man mocht blijven.

Het komt goed

Er was nog één obstakeltje te nemen: deze man had zelf op dat moment niet zoveel met katten. Dat is gelukkig helemaal goed gekomen. Ruim 12 jaar na zijn ontmoeting met Midas, ziet ook hij wat een kat kan bieden. Op dit moment is de man in mijn leven verdrietig, vanwege een groot verlies in zijn familie. Toen hij van de week de vraag kreeg hoe het met hem ging, was zijn antwoord: “Ik red me wel. Ik heb Arianne en de katten en daar heb ik veel troost aan.” Hij zei het echt. Ook hij vindt troost bij onze beestjes en dat vind ik mooi. En dan interesseert het me helemaal niks of die dieren dat nou wel of niet aanvoelen!


zondag 25 juni 2017

Mid-loopbaan crisis

‘Slimme 45+’er afgeschreven’ kopte kwaliteitskrant Telegraaf deze week. Normaal gesproken blader of scroll ik bij dergelijke krantenkoppen gewoon verder. Omdat het De Telegraaf betreft inderdaad. Maar ook wel omdat het doorgaans best wel ver van me afstaat, dat boven de 45 en werkzoekend zijn. Het toeval wil echter dat ik juist de laatste weken nogal eens na zit te denken over de arbeidsmarkt en hoe mijn eigen loopbaan daarin past. En weet je… die 45 is eigenlijk helemaal niet meer zo ver weg.

Twijfelen


In gesprekken met jongeren over school- en beroepskeuze grap ik regelmatig: “Ik weet eigenlijk nog steeds niet wat ik later wil worden!” Mijn CV kenmerkt zich dan ook niet echt door duidelijke, bewuste keuzes. De twee banen waar ik het langst heb gewerkt en me het meest op mijn plek heb gevoeld, kwamen beide min of meer bij toeval op mijn pad. En dan is er nog dat jaar 2008; vijf werkgevers in één jaar. Oef! Toen kon ik me dat echter nog wel veroorloven; als je begin dertig bent is twijfelen algemeen geaccepteerd. Maar eenmaal de veertig gepasseerd…

Het communicatievak


Inmiddels ben ik 40+’er en alweer een kleine tien jaar werkzaam als communicatieprofessional. Een professie die aansluit op mijn opleiding, voor een groot deel past bij wat ik kan en echt veel leuke, interessante aspecten kent. Het is echter ook een vak waar ‘iedereen verstand van heeft’ (een beetje zoals bij een voetbalcoach), dat vaak een vrij ruime definiëring kent (‘Dat hoort toch ook bij communicatie?’) en waarin je met regelmaat achter de feiten aan mag hobbelen. Bovenal is het een vak, waarin de ontwikkelingen ontzettend hard gaan… Ik zeg: hallo sociale media! 

Communicatiemix nieuwe stijl


En zo trof ik mijzelf de afgelopen weken, mijmerend over mijn loopbaan. Wil ik dit werk nog 25 jaar* doen? Tegelijkertijd weet ik: als ik dit werk blijf doen, blijft het natuurlijk niet ‘dit werk’. Zoals we tien jaar terug nog niet wisten wat Youtube en Instagram in deze tijd zouden betekenen, hebben we nu nog geen flauw benul welke media ons nog staan te wachten. Zijn de kwaliteiten en affiniteiten die ik nu heb voldoende om me alles wat nog gaat komen eigen te maken? Bied ik daarmee een mooie mix van klassieke communicatievaardigheden en moderne toepassingen? Of word ik links en rechts ingehaald door de volgende generatie, voor wie deze middelen zo vanzelfsprekend zijn? 

Nog 25 jaar?


Maar bovenal: wil ik dit? Ben ik zo op mijn plek in dit vak, dat ik dit nog 25 jaar wil doen? Of zijn er beroepen die misschien beter bij me passen? En hoe reëel is het om hier als 40+’er nog serieus over na te denken? Ik vind het zo dubbel: ik heb nog zeker 25 jaar werk voor de boeg en daar wil ik met plezier en bevlogenheid mijn tijd en energie in steken. Ondertussen doen we op de arbeidsmarkt net alsof ik al oud ben… terwijl ik meer arbeidsjaren vóór me dan achter me heb.

Ik ben er voorlopig nog niet uit. Dat hoeft ook niet… ik heb nog wel even. Toch ervaar ik wel een beetje keuzestress. Ik weet immers niet hoe zeker ik ben van mijn huidige baan op de lange termijn. En die 45 komt langzaamaan ook griezelig dichtbij. Zou dit dan mijn versie van de midlifecrisis zijn?

___
*)Toen ik mijn altijd optimistische partner deze vraag voorlegde, antwoordde hij geruststellend: “25 jaar? Jij mag er toch zeker nog wel 30!?”